Twee gedichten: Esther Jansma

Esther Jansma (1958) debuteerde met de bundel Stem onder mijn bed (1988). Ze is dichter en boomarcheologe en werkt als hoogleraar dendrochronologie aan de Universiteit Utrecht. Ze publiceerde zes dichtbundels. Hier is de tijd (1998) werd bekroond met de VSB-poëzieprijs. Ze vertaalde gedichten van Mark Strand. Ook publiceerde ze proza: Picknick op de wenteltrap (1997), een verzameling van honderd miniatuurverhalen die samen een roman vormen. In november verschijnt haar nieuwe bundel Eerst en in februari een bundel essays, Mag ik Orpheus zijn? In Engelse vertaling verscheen de bundel What it is (Bloodaxe, 2008).

*

Eerst

I

Eerst maak ik dat Adam op een been op de mast
van een schip is gaan staan. Het zijn de oerdagen

waarvan men zegt dat de zee al bestaat, het is
de tijd dat niemand naar hem omkijkt en alles kan.

Beneden deinen dronken vrienden. Hij beklimt
het want, hijst zich de mast op, spreidt zijn armen.

Hij vliegt niet weg want hij moet nog aan wal.
Hij moet haar nog ontmoeten die zijn ringvinger

boeit en appelboompjes aanwijst als schuldig.

II

Eerst maak ik dat Adam met haar achterop
door de stad naar de zoveelste afspraak besluit

dat de tramrails de rechter vermoed ik de weg is
die oplossing biedt. Kraait hij: zie je dat ik recht

in het spoor fiets? En valt hij geeneens – een slecht
bericht voor iemand die dit keer geen appelboompjes

haat maar deze ene rails of deze woensdagavond
of die man of meer waarschijnlijk de bagagedrager

en haar vreemde in de jaren vijftig verklede benen.