Verbouwingen I
Vanaf 6 januari schrijft Bart Koubaa wekelijks een aflevering van zijn feuilleton ‘Verbouwingen’ voor De Revisor. Dit is de eerste aflevering, van tien.
De lezingen die Peter Maes over de hele wereld gaf trokken volle zalen. Zijn filmpje van een kraai met één oog die een klein koolmeesje dat in het gras was gevallen heel voorzichtig oppakt en naar het nest terugbrengt was meer dan een miljoen keer bekeken, en de reacties waren onverdeeld positief.
Alleen in de academische wereld was er onenigheid. Vooral Amerikaanse onderzoekers konden de gebeurtenis moeilijk plaatsen; een evolutiebioloog aan de universiteit van Michigan ging er zelfs van uit dat het filmpje nep was, maar ook in Parijs en Leuven verschenen sceptische artikelen. Een uitzondering, noemden ze het, een toevalstreffer. In Tokyo daarentegen reageerden ze eerder lauw. Ze waren best enthousiast over het voorvalletje, maar beschouwden het als iets normaals.
Zelf zei Peter Maes tijdens een interview met De Groene Amsterdammer dat zoiets inderdaad niet wereldschokkend was, dat de natuur vol voorbeelden zat waar al dan niet soortgenoten elkaar helpen zonder er iets voor terug te hoeven krijgen. ‘Je moet alleen maar goed kijken, en het willen zien.’ En op de vraag waarom hij dacht dat de kraai het meesje had geholpen, antwoordde hij toen dat de kraai zich misschien beter in het meesje kon inleven vanwege zijn handicap.
‘Zouden we er vanuit kunnen gaan dat de kraai uit vrije wil heeft gehandeld,’ vroeg de interviewer, waarop Peter Maes zei dat ook wij niet over een vrije wil beschikken, maar over al dan niet nobele instincten.
‘Kraaien zijn ook heel slimme vogels, handig en innovatief. Een team in Oxford heeft tot hun grote verbazing gezien hoe een vrouwtjeskraai een recht stuk ijzerdraad tot een haakje heeft gebogen om een emmertje met voedsel uit een plastic buis te vissen.’
‘Dat moet die kraai dan toch aangeleerd zijn?’
‘In de natuur maakt de kraai geen gebruik van ijzerdraad, maar van allerhande takjes die hij tot een gebruiksvoorwerp omtovert. De kraai in Oxford was in het wild gevangen en had hoogstwaarschijnlijk nog nooit een ijzerdraad gezien.’
‘Kan dat dan ook een instinct zijn in plaats van een inzicht?’
‘Misschien.’
Tijdens de terugreis bleef het interview hem bezighouden. Hij zette zijn laptop aan en schrapte het woord ‘goede’ in de titel van het laatste hoofdstuk van het boek waarmee hij een onderzoek van meer dan tien jaar wilde afsluiten: ‘De goede kraai en het koolmeesje’ werd ‘De kraai en het koolmeesje’. Als we adjectieven nodig hebben, dacht hij in zichzelf, dan zo weinig mogelijk terwijl hij naar het voorbijrazende landschap keek.
Thuis nam hij een douche, zette water op voor thee en besloot nog wat aan het laatste hoofdstuk van zijn boek te werken; zijn vrouw zou vandaag hun dochtertje van school halen. Hij had voor haar een zakje snoepgoed meegebracht uit Amsterdam, en voor zijn vrouw kleine stroopwafeltjes. Toen hij de verrassingen op de keukentafel zette, werd zijn aandacht getrokken door een getik dat hij niet herkende. Hij rechtte zijn rug, inspecteerde de theeketel en liep naar de woonkamer.