Twee gedichten: Paul Hermans
Paul Hermans (Maastricht, 1953) publiceerde gedichten in onder andere De Tweede Ronde, De Revisor en in het Nieuw Wereldtijdschrift. Hij debuteerde in 1995 met Een kern van oppervlakkigheid. Daarna verschenen de bundels Inhuizig (1995), Ademnis (1999), Achteruitwaarts Vliegen (2003), Hartschelp (2007) en Spraakdoorn (2010).
*
Hoop
Lage zon. Late herfst. Laat licht.
En op een hoeve, om een zwart-
groene poort, werpt een eik zijn
flakkerende schaduw. En niemand
treedt in door die vlammende poort,
maar integendeel treedt er naar buiten
een vrouw, die niet wenkt en niet
spreekt, die daar staat maar in een
blozende roodgele jurk, die daar
staat in haar losgegooid haar en
daar staat maar en niet weggaat en
langzaam vervaagt als het licht dooft,
de schaduw, de poort. En daar nog
staan moet, in het aardedonker nu,
en daar maar staat en ons wacht.
Landschapsfoto
Landschap, alleen in november.
Afwezig geluid van de stemmen.
Een man op een akker, alleen.
En over alles de lichtbruine waas
van een sepialicht. En het was als
was er een stokoude foto ongemerkt
tussen mij en het landschap geschoven,
een stokoude foto van dit landschap,
volstrekt identiek aan dit landschap,
met precies dezelfde schaduw
van vader, alleen op de akker,
met dezelfde afwezige stemmen, zelfs
met de kartelrand van zwijgende
bomen rondom in het vierkant.