De oversteek
In De Revisor 2007-4 publiceerde de vorige redactie een verhaal van Gustaaf Peek, nu redacteur van dit tijdschrift. ‘Cocon’ heet het, het verhaal van twee meisjes, het is op derevisor.nl te lezen. In het jubileumjaar 2014 benaderden we auteurs om verhalen uit de Revisor van een vervolg te voorzien. Gilles van der Loo schreef een vervolg op dit verhaal: ‘De oversteek’.
*
Wenda liet de motor lopen. Ze gooide haar telefoon in het vakje naast de asbak en staarde minutenlange seconden naar haar sleutelbos, die onder het contactslot bungelde; naar de kleurige labels en hangers en elastiekjes die er met de jaren aan vast waren gegroeid. Afzettingen, koralen en anemonen die een gezonken ring met schreeuwerig leven hadden bekleed.
Een schaduw viel over het dashboard. Toen Wenda opkeek stond haar dochter naast de wagen, haar hand tot een knuistje geperst. Wenda leunde over de bijrijdersstoel, trok aan de hendel en duwde de deur van zich af. Masha’s gewicht – alles waaruit haar dochter bestond – was niet genoeg om de vering van een tien jaar oude Civic te doen meegeven. Haar rugtas zakte op haar schoot ineen.
‘Als jij dat wilt,’ had Arthur gezegd toen de Civic nieuw was, en hij hun pasgeboren kind in zijn wildbehaarde armen hield, ‘dan wordt het Anna.’
‘Nee,’ had ze gezegd.
‘Lief, je hebt alle tijd om erover na te denken.’
Toen pas had Wenda gehuild, en ze vroeg Arthur hun dochter even mee te nemen. Haar kindje, dat zo vredig sliep, mocht niet wakker worden bij het snikken van haar moeder. Wenda zou alles anders doen. En anders begon nu.
Masha van Hees, werd het na drie dagen. Dat hun dochter uiteindelijk Masha Anna van Hees heette, kwam door Arthur.
‘Ik wil niet dat ze zo begint,’ had Wenda gezegd. ‘Met een dode tante in haar naam.’ Ze had hun dochter in haar armen opgestuwd alsof ze haar voor het eerst aan hem liet zien. ‘Ik wil dat ze vrij is.’
Arthurs bruine ogen, waarin – Wenda had er jaren naar gezocht, moest het absoluut zeker weten – niets dan zachtheid te vinden was, liepen over. Hij knikte, en zijn handen trilden toen hij Masha van haar overnam. Samen hadden ze gehuild totdat de zuster binnenkwam en luchtig en respectvol deed wat er gedaan moest worden voordat ze met een knipoog weer vertrok. Het is goed, liet ze merken, haar jas schoon en stijf als gebleekt karton. Het is de gewoonste zaak van de wereld.
Maar dat is het niet, dacht Wenda bij het dichtzuchten van de brede deur. Niet voor mij.
Die middag had Arthur hun dochter aangegeven, en later zou Wenda zich afvragen of hij getwijfeld had toen hij in dat stadhuishokje Anna opschreef. Of hij bereid was geweest de gevolgen te accepteren.
‘Als je van iemand houdt,’ zei hij voordat hij haar het uittreksel liet zien, ‘dan doe je wat goed voor die ander is. En niet wat ze zegt dat ze het liefste wil.’ Hoe had hij kunnen weten dat Wenda vlak na zijn vertrek al van gedachte was veranderd? Dat ze haar zusje er wél bij wilde hebben. En dat ze daarna wéér van gedachte was veranderd. En wéér. En morgen werd Masha tien.
Wenda reed achteruit de weg op en keerde de Civic. De moeder van een klasgenootje – was het Kristel? – kwam aanfietsen en zwaaide.
‘Dikke koe,’ zei Masha, en zwaaide terug.
Wenda trapte hard op de rem; de motor sloeg af en de wagen dobberde als een bootje. Glimlachend reed de fietsmoeder langs, waarbij haar bel langs het raam scheerde. ‘Waarom zeg je zoiets?’
Masha haalde haar schouders op en zakte onderuit. Achter hen begon een andere moeder – in een terreinwagen zo hoog dat Wenda met geen mogelijkheid kon zien wie erin zat, misschien was het wel een vader – te toeteren.
Wenda startte de motor weer en reed de drempels over, haar schouders opgetrokken bij de laatste en hoogste voor de onvermijdelijke klap van uitlaat op straatsteen, en sloeg af. Als Masha zo stil werd, was het beter niet door te vragen. Vanmiddag, als ze thee gedronken hadden – altijd mangothee, altijd met een Nizzakoekje – zou Wenda haar vragen waarom ze zo onaardig deed tegen de moeder van Kristel. Waarom ze het nodig vond iemand te kwetsen.
Ze reden langs de weilanden die achter de hockeyclub lagen, passeerden de gele poort met het clubhuis-op-palen erachter en wachtten bij het stoplicht, dat meer dan vijf minuten lang voorrang verleende aan niemand. Masha draaide aan de zenderzoeker van de radio.
‘Wil je muziek?’ vroeg Wenda, en leunde voorover om de knop in te drukken.
Masha schudde haar hoofd, ze trok een elastiekje uit haar haar en kamde het blond met gekromde vingers. Waar het bijeengebonden was geweest zat nu een watergolf. Een meander, eerder, dacht Wenda. Een bocht in de rivier.
Terwijl haar baby tot een dreumes en daarna een peuter groeide, het vet onder haar huid langzaam in lange spieren veranderde en haar neus steeds smaller werd, was Wenda blijven zoeken, speuren naar tekenen van Anna’s gezicht in Masha’s uithardende trekken.
‘Dat is Arthurs neus,’ had Arthurs moeder gezegd. ‘Indisch. Je blijft het terugzien.’ Wenda was er niet gerust op geweest. Voor het slapengaan, als ze haar dochters haar kamde, tuurde ze in Masha’s pupillen, dieper en verder dan ze ooit in die van Arthur had gestaard om te bepalen of hij te vertrouwen zou blijken, of er geen Jack in hem woonde. Maar Anna was weggebleven.
Arthur was geen Jack en Masha was geen Anna.
Niemand zou niemand uit een raam laten vallen.
Haar kind was vier geworden en daarna vijf. Zes, twee keer zo oud als Anna ooit geworden was. Waarom wist Wenda niet precies, maar morgen zou een nieuwe tijd aanbreken. Morgen zou ze erin geslaagd zijn Masha ondanks de sterke stroming, de roofvissen en het messcherpe koraal veilig aan wal te zetten.
‘Wat denk je dat ik morgen krijg?’ zei Masha toen ze bij de rotonde wachtten. Een vrachtwagenchauffeur had moeite met de draai en reed zich klem. Om vrij te komen moest hij een aantal meter terugsteken, waardoor alle auto’s achter hem dat ook moesten. Vanwaar Wenda zat leek het er even op dat de woensdagochtend achterwaarts zou worden afgespeeld. Voor ze het wist zou ze weer zitten wachten buiten het hek van Masha’s school, haar moeder weer aan de lijn hebben.
‘Ik wilde vragen of je het goed vindt als ik Masha op haar verjaardag bel,’ had Leonne gezegd. ‘Om haar te feliciteren. Ik dacht: ik bel jou eerst even.’ Het was goed dat ze het vroeg, maar Wenda wist niet of ze Leonne veel minder haatte als ze woorden als overleggen en communiceren gebruikte; als ze zo vreselijk haar best deed. ‘Het is aan jou, natuurlijk. Wat jij denkt dat het beste voor Mas is. Ik wil me daar niet mee bemoeien. Hallo? Lieverd? Ben je daar?’
De vrachtwagen was vrijgekomen en kon de bocht nu maken. Na een paar seconden baste het grijze staal van het onderstel langs haar ruit: buizen en drukcilinders en wielenwielenwielen. Wenda deed het raampje dicht om de dieselwalm buiten te houden en dacht aan de blanke longen van haar dochter, aan schoonwitte blaasjes die frisse zuurstof aan haar bloedbaan toevertrouwden.
‘We zullen zien wat je voor je verjaardag krijgt,’ zei ze, en raakte bij het schakelen licht Masha’s knie. Ze dacht aan het IKEA-bed dat in het schuurtje wachtte om door Arthur in elkaar gezet te worden. Vanavond, als Masha sliep, zouden ze samen zijn werkkamer ombouwen tot een echte meidenkamer, met alles erop en eraan. Hun dochter zou naar de bovenverdieping verhuizen en haar nieuwe kamer had een raam, maar dat was oké. Het was tijd. Misschien zou ze op een gegeven moment parachute willen springen, of bergbeklimmer worden.
Hun huis stond op de kop van hun straat. Dat had Wenda er het meest in aangetrokken: als je aan kwam rijden leek het je op te wachten, en de ramen van de eerste verdieping stonden vriendelijk in de gevel. Vanaf morgen zou Masha achter het linker slapen. Ze zou puberposters ophangen, muziek draaien en met de deur slaan als ze ruzie had. Voor je het wist zou ze te lang worden voor haar nieuwe bed, een grotemensenbed krijgen en daarin zoenen met een buurjongen. In dat raam zou ze met vriendinnen haar eerste jointje roken: zachte ellebogen, aangezette wimpers en golvend haar, uitvloeiend over de vensterbank.