Het gouden kistje (Zomer-IJsland VII)

Nu mijn man de hele zomer zijn kwast in bruine beits doopt, is onze dochter gesterkt in haar overtuiging dat bruin de kleur der kleuren is. Ze tekent uitsluitend met haar bruine potlood, inmiddels een stompje. Ook haar schilderijen, waarin het meestal uitdraait op storm, worden wanneer ze maar lang genoeg met de kleuren kliedert bruin.
Ze maakt een landkaart van het fjord. De kartelige kustlijn, de aluminiumfabriek, de baai met de roeiboot voor anker, verstrooide huizen, de zalmrivier. Ze tekent de rondweg, buurman Jón, een kruin met tenen, zijn traktor, zijn bomen, van bovenaf; het huis van zijn verbolgen broer, de boerderij die eruitziet als een kerk met een toren waar het dak van weg is gewaaid, een lange cilinder waarin hooi wordt opgeslagen. De boer zelf, die ’s zomers de winter voorbereidt, gras maait en hooit, in balen samenbindt.

Buurman Jón komt helpen met de fundering voor de broeikas. Onze dochter sleept haar stoeltje naar buiten om te kijken. Zijn graafmachine manoeuvreert niet zo schonkig als de graafmachines die ze in de stad heeft gezien, maar traag en bedachtzaam. Knoertharde grond graaft hij af, stenen bikt hij los met het geduld, de precisie van een tandarts die de bek van de midgaardslang in de tang heeft, giftanden trekt.
Binnen gaat ze verder met cartograferen. Gebogen over de lage tafel tekent ze onze hellende tuin, de trampoline en het perceel voor de broeikas, zo langzaam als ze het Jón heeft zien doen. Ze tekent, met bruin, de witte bloemen op lange stelen waarmee de baai bezaaid is, twee oude mestvaalten vol boterbloemen, gele bergjes, waaromheen de struiken verpieterd zijn, bladloos, hun wortels verschroeid in de mestige grond. Ze tekent het hol van de nerts en de regenwulp die bijna tegen de waslijn is gevlogen.
Ze rent naar buiten om te kijken wat ze vergeten is, helling op, helling af, om zich later in duizendvoud te herinneren. Mijn man rent achter haar aan, we verwachten de vuilniswagen vandaag. Ze plukken de bosbessen tussen het mos, rennen, plukken en rennen. Soms lijkt het alsof ik twee Border Collies heb in plaats van een man en een kind.
Weer binnen voegt ze met volle mond de bessen aan de tekening toe door haar bosbesblauwe vingertoppen op het papier te drukken – het zijn er geen miljarden, zoals andere jaren, waarin mensen met bessenharkjes erop uit trokken, het kreupelgewas leegharkten en jam maakten om de hele winter dik op brood te smeren. Dit jaar zijn ze alleen te vinden in een bemoste kom, in de luwte.
Ze tekent ons huis als plattegrond, de gordijnen die naar buiten waaien, de piano, ons bed, de lange tafel. Met een rood potlood zet ze kruisjes waar ze iets gaat neerleggen, verstopt, soms pontificaal. Als de hele plattegrond vol rode kruisjes staat en elke oppervlakte in huis met prullaria is geplaveid, pak ik een gele tekstmarker en streep aan waar alles teruggelegd mag worden. Ze zegt: Dat hoeft niet, vanavond komt Jón met de bulldozer om alles weg te schuiven.
Ze tekent haar kamer, niet alleen de meubels maar ook haar poppen, het wagentje, de noesten in de houten vloer, haar puntenslijper op tafel, het slijpsel ernaast.
Haar potlood is niet fijn genoeg, haar ogen zijn niet scherp genoeg om het hele fjord tot in detail op papier te krijgen.
Het doet me denken aan de sprookjes die mij als kleuter werden verteld. De leraar begon zijn lessen met een gouden kistje, dat hij op de palm van zijn hand zette. De verhalen die volgden, speelden zich in dat kistje af. Koninkrijken zaten erin, te klein om te bevatten. Ik probeerde die miniatuurwereld te visualiseren, die uitgestrekte landerijen, bossen, bergketens, de koningszoon te paard, die allemaal in dat kistje pasten, ik probeerde microscopisch te denken, kreeg kramp in mijn voorstellingsvermogen. Iedere nieuwe landweg, elk personage, elk wateroppervlak waar de koningszoon op stuitte, liet het voorgaande krimpen. Omdat het verhaal in datzelfde kistje moest blijven passen. Het formaat van dat kistje stond vast.
Eén keer klom ik op een stoel en mocht ik het dekseltje openen. Toen heb ik alles gezien: een picowereld in beweging, ademende mensjes, stromend water, tijdsbestek.
’s Nachts, in bed, liet ik het huis krimpen, stouwde ik wat alle kanten opfladdert in dat kistje. De wereld, duveltje in een doosje, bleef opveren. De keren dat het me lukte om alles om me heen te comprimeren, winkelstraatjes vol rijdende autootjes, mensjes met minuscule nagels en hoge, steeds onverstaanbaarder stemmetjes, dun besnaarde viooltjes die te klein zijn om aan te strijken, werd ik reus en moest ik mijn moeder roepen om de juiste verhoudingen terug te vinden.
Liefst zou mijn dochter honderden vellen aan elkaar plakken voor een plattegrond op ware grootte, of groter nog, met alles wat ze onder haar vaders nieuwe microscoop heeft gezien, gladde oppervlaktes met verborgen reliëf, kleuren in kleuren verstopt.
Alles wat ze los kunnen trekken in huis en op ons land rondom, nemen ze samen onder de loep, zwarte zandkorrels, haar van de nerts, een glassplinter van een speciaal voor deze gelegenheid op de grond gesmeten glas, een stofje van een kubieke nanometer, waar je een paardje uit kunt snijden, mits je een mesje hebt dat klein genoeg is en wat meer geduld.
Ze pakt het hoofd van haar vader beet en duwt hem onder de microscoop, probeert hem uit te vergroten, in kaart te brengen. Als hij onbedaarlijk moet lachen probeert ze hem in zijn neus bijten, zijn rimpeltjes, hij moet nog harder lachen, zodat ze nog liever in zijn neus wil bijten.
Krimpen de opgeslagen beelden in ons geheugen als er nieuwe indrukken bijkomen? Moet alles verschrompelen om erin te passen? Op de oren na zijn onze hoofden gestopt met uitdijen, al blijven we kijken en luisteren, snuiven.
Vorige week is in Mosfellsbær het hoofdomtrekje van onze dochter met meetlint gemeten en opgetekend in een grafiek. Het is aan de kleine kant voor een kind dat drie wordt. Toch lijkt het werelden te bergen.

*

Laura Broekhuysen, die al meerdere malen voor de Revisor schreef, verhuisde naar IJsland. Daar leeft en schrijft ze, tien afleveringen Winter-IJsland op Revisor.nl. Lees alle afleveringen: ééntweedrieviervijfzeszevenachtnegen en tien. En nog steeds. Ter voorbereiding op een bundel die in april 2016 zal verschijnen bij Uitgeverij Querido vervolgt ze nu met Zomer-IJsland: afleveringen één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen en tien.