Deze week gelezen: Rooney & Genee
Sally Rooney, Pauline Genee: de redactie las deze week een expliciete roman, slim geconstrueerd, die op een Stoner-achtige manier succes kan hebben, en een kleine roman die overtuigt in spanning en ideeën.
*
Jan van Mersbergen: Sally Rooney, Normale mensen
Vooraf drie punten: zinnetjes uit een tekst halen is legitiem (1)
mits die zinnetjes iets doen met de gehele tekst (2), in dit geval:
expliciet maken, en het ligt niet aan de vertaling (3).
Dat laatste punt noem ik omdat het boek dat ik zojuist gelezen heb (Normale mensen) vertaald is (en wel door Gerda Baardman) en ik al veel mensen heb horen zeggen: Je moet het ook in het Engels lezen.
Ik lees amper in het Engels omdat ik erken dat mijn Engels niet goed genoeg is om op een fatsoenlijk tempo proza te lezen. Aanhakend bij het laatste punt: een expliciet zinnetje in de vertaling was in het origineel ook een expliciet zinnetje. Vertelperspectief is in het Engels en in het Nederlands de derde persoon, en in die vertelling is Rooney sturend en soms overduidelijk, daar struikel ik keer op keer over. Rooney vult veel in. Ik word er kriegelig van.
De eerste opvallende vraag bij het lezen van Normale mensen
van Sally Rooney: hoe kan een schrijver uiterst expliciete vlakke
zinnetjes opnemen in een tekst en toch die tekst interessant laten zijn?
Want dat is Normale mensen: interessant. Maar ook onbestemd en
in de vertelling dus behoorlijk expliciet en niet mijn boek. ‘Hij miste
haar gezelschap.’ Oké, dat begreep ik al vanuit de context. ‘Hij was
hartverscheurend eenzaam.’ Ook dat had ik al door, vooral omdat Rooney
me dat bijna in iedere korte passage aan het begin van de roman vertelt.
Dat soort zinnetjes zijn er in het boek erg veel te vinden, er zijn
vast ook redacteuren te vinden die er dikke strepen doorheen zouden
zetten. De redacteur in mij zegt: streep erdoor. Dat is niet gebeurd, en
de vraag is: moest dat gebeuren? Kan dit proza zulke zinnetjes hebben?
Het staat er, het leest wel goed, het is duidelijk. Maar voor een lezer
die van proza houdt dat belevend en open is, is dit werken.
Die reden, en nu ga ik uitleggerig doen, is technisch, het gaat om overdracht. Als een verteller in de derde persoon soms niet een stapje terug doet en niet alles vertelt of uitlegt dan krijgt de lezer een ingetogener beeld van de personages. Dan komen de personages voor zijn ogen tot leven, zoals in een film. Dan lees ik niet iedere keer een aanvulling van de schrijver over wat er eigenlijk gebeurt. Aanvullingen die verduidelijken, maar die ook de lezer vooral op rationeel niveau bedienen.
- ‘Ze voelde zich gefrustreerd.’ Goed om te weten, heldere mededeling, maar kan dat zinnetje niet verpakt in een beeld of helemaal weg? Voel ik eigenlijk al niet dat zij gefrustreerd is? Krijg ik de kans wel om te voelen dat zij…? Dat zijn lezersvragen, net als: hou ik niet te veel vast aan een laat-zien principe in proza, dat het gevoel van frustratie beter over kan brengen dan dit zinnetje?
- ‘Ze was op een monoculair niveau op zijn lichamelijke aanwezigheid gericht, alsof de gewone beweging van zijn ademhaling al krachtig genoeg was om haar ziek te maken.’ Een zin die ik totaal niet begrijp, maar die me wel iets wil duidelijk maken. Maar wat? Streep erdoor, zou de dappere redacteur zeggen. Het is toch wel een nauwkeurige beschrijving van wat deze vrouw meemaakt, zou de lezer zeggen die vooral wil weten wat die vrouw meemaakt, in plaats van dat hij dat wil voelen. Dat voelen staat trouwens met stip op één in de lijst van expliciete beschrijvingen.
- ‘Connell voelde een aangenaam soort verdriet over zich heen komen en moest bijna huilen. Zo overvielen hem momenten van emotionele pijn, betekenisloos of tenminste onontcijferbaar.’ Weer een duidelijk betoog over emoties, maar in de context – en dat is knap – precies en toch ook een aanvulling die net iets meer biedt. Een meerwaarde. Ligt dat aan de kleine woordjes als ‘een aangenaam soort’ of ‘bijna’? Een gradatie van verdriet, die jongen was niet alleen verdrietig, het zit ingewikkelder in elkaar. Hij huilde niet. Hij huilde bijna.
- ‘Hij wordt voortgedreven door het verlangen precies in woorden te beschrijven hoe ze eruitziet en praat.’ Wederom niet een zin die me aanspreekt, door dat verlangen en dat motief, maar wel begrijp ik dat deze jongen dit wil. Het geeft richting. Wil ik niet te veel zonder die richting lezen?
Ik moest denken aan Stoner. Bejubeld, maar hetzelfde type proza: veel uitgesponnen dialogen tussen mensen die elkaar iets willen vertellen, die hopeloos zoeken, passief en een tikje treurig, maar die vooral ook een idee dienen, het idee van de schrijver die alles keurig netjes bij de lezer wil krijgen.
Nu is dat basisidee van Rooney zeer goed, spannend en helder.
Jongen en meisje zijn ogenschijnlijk elkaars tegenpolen en staan op
andere plek op de sociale ladder, ze komen tot elkaar. Zijn moeder is
schoonmaakster in haar ouderlijk huis, zo ontmoeten ze elkaar. Ze houden
hun relatie geheim. De afwisseling van scènes met net genoeg handeling
en flink wat expliciete uitleg maken een verhaal dat een niet te missen
intensiteit en broeierigheid heeft.
Een test, voor een Show, don’t tell-lezer als ik, de volgende passage, op bladzijde 92:
‘Na afloop zet ze de föhn aan en gaat hij douchen. Dan gaat ze naar het geluid van het water liggen luisteren. Ze glimlacht. Als Connell uit de douche komt, gaat hij naast haar liggen, ze kijken elkaar aan en hij raakt haar bijna aan. Mmm, zegt ze. Ze hebben weer seks, zonder veel te zeggen. Daarna voelt ze zich vredig en wil ze slapen. Hij kust haar gesloten oogleden. Zo is het niet met anderen, zegt ze. Weet ik, zegt hij. Ze heeft het gevoel dat er dingen zijn die hij niet zegt. Ze kan niet bepalen of hij de behoefte bedwingt om zich van haar los te maken of zich juist kwetsbaarder wil maken. Hij kust haar in haar hals. Haar ogen worden zwaar. Het komt wel goed met ons, zegt hij. Ze weet niet, of herinnert zich niet, wat hij bedoelt. Ze valt in slaap.’
Twee keer in deze korte beschrijvende passage loop ik tegen een zinnetje aan over gevoel. ‘Daarna voelt ze zich vredig…’ en ‘Ze heeft het gevoel…’ En een moeilijke zin over los maken en kwetsbaarheid. Eruit, zou de redacteur in mij zeggen. Maar wat blijft er dan over?
‘Na afloop zet ze de föhn aan en gaat hij douchen. Dan gaat ze naar het geluid van het water liggen luisteren. Ze glimlacht. Als Connell uit de douche komt, gaat hij naast haar liggen, ze kijken elkaar aan en hij raakt haar bijna aan. Mmm, zegt ze. Ze hebben weer seks, zonder veel te zeggen. Daarna wil ze slapen. Hij kust haar gesloten oogleden. Zo is het niet met anderen, zegt ze. Weet ik, zegt hij. Ze heeft het gevoel dat er dingen zijn die hij niet zegt. Hij kust haar in haar hals. Haar ogen worden zwaar. Het komt wel goed met ons, zegt hij. Ze weet niet, of herinnert zich niet, wat hij bedoelt. Ze valt in slaap.’
Dat is niet eens zo gek, maar nu mis ik vreemd genoeg die
toevoegingen. Daar moet een beeld voor in de plaats komen, en dat beeld
is er nog niet. Schrappen is niet de oplossing. Blijkbaar hebben
zinnetjes die in een ander verhaal zouden storen hier een functie. Ik
vind het bijzonder. Het geeft de verknochte lezer van sober beschrijvend
en invoelbaar proza een kriegelig gevoel, maar ook verdieping.
‘De
laatste tijd wordt hij verteerd door een gevoel…’ lees ik. En ik vind
het prima, vooral omdat de structuur van de roman zeer slim en
springerig is.
De korte hoofdstukken zijn in de tegenwoordige tijd verteld en verspringen in de tijd. Steeds wordt dat nu verlaten om terug te gaan in de periode waar net overheen gewipt is. Een scène, dan vier weken later weer een scène en in dat tweede stukje toch nog even vertellen wat er daartussen gebeurd is. De Volkskrant noemde het een compositorische triomf. Ik vind het slim. Dat springerige vertellen gebeurt volkomen vanzelfsprekend. Zeer knap, want totaal onopvallend. De keuze was: chronologisch kan ook. Maar dat wordt vlak en saai. De personages en de handelingen zijn niet bijster attractief, maar zo verteld krijgt het boek dynamiek juist zonder aansprekende scènes. Alles wordt rustig en precies verteld, soms wat expliciet maar wel steeds nauwkeurig en binnen heldere kaders.
Wat door de controle van Rooney als verteller speelt: Connell en
Marianne zijn soms speelpoppen in haar handen. Als ze in Dublin gaan
studeren en uit de gebeurtenissen al blijkt dat de jongen moeite heeft
vrienden te maken, zelfs om mensen te leren kennen, vraagt Marianne hem:
‘Moeite om mensen te leren kennen?’
Dat sluit een op een aan bij de
verhaalopzet en zelfs bij de flaptekst. De lezer krijgt ook in dialoog
benadrukt: dit is hoe die jongen is. In die scène had Marianne haar
liefje ook een iets opener vraag kunnen stellen: ‘Heb je het wel naar je
zin hier?’ En dan kan hij leugenachtig antwoorden: ‘Jawel hoor,’ en dan
merkt de lezer wel dat de jongen worstelt met zijn sociale contacten en
zijn gevoel. In plaats daarvan moet Rooney weer via haar Marianne
vertellen: ‘Hij was eenzaam.’ Dat maakt dat deze personages hun eigen en
elkaars emoties goed kennen. Ze worstelen ermee, maar staan er
rationeel gezien ook boven. Ze zweven.
Voor mij is het allemaal net op het randje. Net iets te expliciet, personages die net iets te ver weg staan, een kalm verhaal dat een zekere voorspelbaarheid heeft, maar vooral weinig sterke beelden in deze vertelling. Ik krijg wel mee dat Marianne opbloeit, dat staat er herhaaldelijk, ik zou graag een sprankeltje van dat gevoel mee willen krijgen. Zelfde geldt voor de hulpeloze sombere jongen, een tobber die de weg kwijtraakt. Ook dat wordt me verteld, dus ik zie hem wel tobben en rommelen, maar in één enkel duidelijk beeld dat net even groter is dan die dreunerige vertellingen kan dat gevoel van zo’n twintiger ook verpakt worden. Daar verlangde ik vooral naar, tijdens het lezen.
Waar ik ook naar verlangde: de stemmen van de personages. Sally
Rooney heeft een sterke stem, ze is wel erg dominant. En dan bedoel ik
dat ze sterker is dan haar personages. De dagboekvorm kan ook vanuit die
twee personages goed werken, en wat een voordeel is: ik-vertellers
zullen niet zo snel al hun emoties proberen te benoemen, zullen
leugenachtiger zijn en een andere spanning brengen, en wellicht meer
diversiteit in toon.
Is maar een optie, zoals ik steeds tijdens het
lezen opties zoek om dit expliciete proza draaglijk te maken. Ik weet
uiteindelijk: niet doen, strenge lezer. Is niet nodig. Laat dit verhaal,
van deze schrijfster van 27, vertellen, aan andere lezers.
Tijdens
de presentatie van deze vertaling, bij boekhandel Athenaeum aan de
Roetersstraat, las Philip Huff een kort fragment voor en ik wist meteen:
deze dialogen tussen deze personages zijn niet mijn pakkie-an. Ieder
hoofdstukje voel ik dat. Dat is het effect van dit proza op mijn gemoed:
steeds die weerstand.
Toch zie ik zeker dat dit boek, net als Stoner, heel veel mensen zal bevallen. Lezers zullen zich rationeel deelgenoot voelen van een klassieke problematische liefde zonder emotioneel dichtbij te komen. Dat geeft niet, ze zullen precies weten waar de roman over gaat. Bij sommige literatuur is dat voldoende.
Ambo|Anthos gaf Normale mensen uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment.
Daan Stoffelsen: Pauline Genee, Roadblock
‘Waar je dus aan denkt als je op je buik in de berm van een roadblock ligt? Je voelt het koude ijzer van een wapen in je rug, het horloge van je overleden moeder is afgepakt, net als de ring van je ex-geliefde (die had je ook niet om moeten doen! Je hebt toch die cursus gevolgd en ze waren er toch duidelijk over?) en ik durf niet meer te bewegen, voel hoe de takjes en blaadjes in de huid boven mijn wenkbrauwen prikken, er is getier vlak bij mijn oor, de stem roept steeds maar hetzelfde: “Where is the money” en “You fucking killed your friends” en “You are fucking helping the government”.
Waar je dan aan denkt?’
Pauline Genee studeerde Frans en Russisch, volgde het diplomatenklasje, werkt als speechschrijver op het ministerie van Buitenlandse Zaken en schreef de prettig ambachtelijke en ironische historische roman Duel met paard, en nu weet ze tijdens een waarnemingsmissie in een redelijk veilig land een adembenemende roadblock neer te zetten, die uitmondt in doden en een gijzeling. Roadblock is een heel spannend boek, waarin Genee zo’n situatie heel overtuigend neerzet: het lichaam staat onder spanning, de geest dwaalt af en wordt weer bij de les geroepen, de indrukken rijgen zich aaneen. Afwisseling, herhaling, lange zinnen, korte zinnen – heel vaardig, en veel minder ironisch, zij het dat Genee het wel licht kan houden met bijvoorbeeld de aanduiding ‘breiwerkjes’ voor de bivakmutsen van haar gijzelnemers.
Het is ook een boek over verhalen. Onze ik, Ava, heeft haar gelliefde Peer verlaten, een kunstenaar, een fictionalist, een verhalenvanger, om een geheim. Een familiegeheim: Ava weet dat Peer niet Fries is, maar Joods, en ze heeft gezworen dat niet te vertellen, ook al heeft ze hem opgezocht en is ze verliefd op hem geworden. Dus dat verhaal is er, en er zijn zinnen die bij Ava binnenkomen, flarden verhalen. En er is Peers theorie:
‘Ik droom dat je gelijk hebt, Peer: fictie bestaat niet. De deur van dit kamertje zal opengaan. En alle woorden die ik heb gepreveld, verlaten deze ruimte. Langs de muren gaan ze op zoek, weg uit dit huis, giechelend, fluisterend, en al snel vinden ze een spleet om door naar buiten te vluchten, een voor een.’
En die zinnen bereiken een verhalenverteller, ver weg. Het geheim van Ava, haar geschiedenis met Peer, en ook nog twee wijze tantes in Canada, en de militaire training voor de missie: het zijn wat groots opgezette verhalen die wellicht in een vorige versie van dit boek meer ruimte hadden gehad en verfijnder geweest zouden zijn, maar nu kleur geven aan een benauwde gevangeniservaring. Rob Schouten noemt de roman in Trouw een ideeënroman over vrijheid (om te denken, verzinnen, over geheimen te spreken) en onvrijheid, en juist omdat Genee veel in het vage laat (die gijzeling zou overal plaats kunnen vinden, of eigenlijk nergens, met zeer uiteenlopende karakteriseringen van mensen en landschappen) lijkt het me inderdaad niet primair een boek over een gijzeling. Het gaat over hoe mensen en geheimen je gevangen kunnen nemen, hoe je zelf een geheim kan worden, en wat vrijheid dan is. Daarbij komt de rol van verhalen, als uit de lucht ‘gevangen’ materiaal, maar ook als geestelijke ontsnappingsmethode.
Oké, genoeg geanalyseerd. Ik las dus een kleine roman die verrassend spannend en verrassend ideeënrijk is.
Querido gaf Roadblock uit.