Deze week gelezen: Alex Boogers en twee tweets over de Librislonglist

Alex Boogers, twee tweets over de Libris Literatuurprijslonglist: de redactie zocht dromen, afkomst, zonen, schrijven en Bruces, en legde een identiteitslijstje op de longlist van de Libris Literatuurprijs.

*

Jan van Mersbergen: Alex Boogers, De zonen van Bruce Lee

Bij de boekpresentatie van De zonen van Bruce Lee van Alex Boogers sprak ik een paar woorden:

Ik las De zonen van Bruce Lee nog niet helemaal uit. Geeft niet. Bij Alex weet je: ze gaan op een gegeven moment kickboxen.
Ik zocht vooral overeenkomsten. Als schrijver zoek ik overeenkomsten, zeker met een schrijver met wie ik me verwant voel, zoals Alex Boogers.
Ik vond er zes:

  • Droom
  • Afkomst
  • Zoon
  • Schrijven
  • Bruce

In willekeurige volgorde ga ik ze langs.
Bruce. We hebben allebei bewondering voor een Bruce. Alex voor de vechter Bruce Lee, ik voor de verteller Bruce Springsteen.
Frans Pollux vertaalde Born to Run. Een stukje daaruit:

We renne weg van ut bestaon
Dus doot dien auge toe,
en druim um d’r vandoor te gaon!

Er vandoor gaan. Ontsnappen. Vastzitten en toch willen ontsnappen. Daarmee heb ik meteen het schrijven en de droom te pakken. ik weet zeker dat jij, Alex, heel vaak je ogen dicht hebt gedaan en gedroomd hebt van net even iets anders dan waar je in zat.

‘Elke week werd ik door een oom of een tante wel uitgemaakt voor een werkeloze, een lui varken, een dwaas, of een raar ventje, ook al kon ik na de brugklas naar de havo. Ik zou nooit de dokter, nooit de advocaat, nooit een Belangrijke Meneer worden. Ik kon dat soort waanideeën maar beter uit mijn hoofd zetten. Ik wist nooit goed wat ik erop moest zeggen, want ik koesterde zulke dromen niet, maar ook dat zei ik maar niet. Ik wist dat ze dan zouden willen weten wat ik later dacht te worden, en daar durfde ik mij niet over uit te laten.
Ik heb nooit echt nagedacht over wat ik wilde worden. Ik wist wie ik wilde worden…’

En daar is-ie weer: Bruce.

‘Ik wist wie ik wilde worden toen ik Bruce Lee zag. Ik wilde worden zoals hij. Natuurlijk imiteerde ik hem, maar het ging me niet alleen om wie hij was, maar ook om wat hij deed. Hij kon vechten en pikte van niemand iets. Hij geloofde in wat hij deed, en hij liet zich niet van de wijs brengen. Ik wist dat ik het op zo’n manier moest aanpakken, maar ik wist ook dat ik het daar met niemand over kon hebben, en al helemaal niet met mijn familie.’

Je hoeft niks speciaals te dromen, je afkomst houdt je wel op je plek.
Dat wil je niet doorgeven. Dat brengt me bij de zoon. Als jij tekeningen op Facebook post van je zoon Kai dan voel ik in alles: Alex wil die jongen de kans geven zich te ontwikkelen, zichzelf te zijn, niets zal hem tegenhouden, en zeker ikzelf niet.
Dat hebben wij ook gemeen. Afkomstig uit families waar het niet normaal is te schrijven, bij uitgeverijen naar binnen te lopen, aan tafel te zitten in een tv-studio, mee te praten over Belangrijke Zaken, collega te zijn van Echte Schrijvers.
Het is nu eenmaal zo. Ik laat alleen mijn kinderen denken dat dit wel normaal is.

In De zonen van Bruce Lee schrijft Alex verder: ‘Er was geen kwade opzet in het spel…’
Dat klopt. Het is verwrongen liefde, en aan jou zie ik liefde voor je zoon.

Bruce zong, Frans Pollux vertaalde Born to run, en dat past bij jou en jouw Bruce.
Dit is dialect, je moet alleen weten dat luimen slapen is.

De tunnels toé en alle helden die gevluch zien zitte vas
Ut is of idderein juus vannach vertrok en noow neet door die tunnels pas
Weej blieven achter met un bed vol druime
Al kin ik vannach neet luime
Ik druim door.

Ik ben heel blij dat dit boek er is. Het laat zien dat Alex Boogers verder droomt.

Inside gaf De zonen van Bruce Lee uit.

Daan Stoffelsen: een tweet van Ger Groot

Dit is een onmogelijke fase: ik lees een handvol boeken tegelijk. Ik lees Mizee, Heerma van Voss en Grunberg (op de Grunberg-app, met Canto Ostinato op de achtergrond) door elkaar en dan ligt er ook nog een mooi boek over zwemmen van een Brit, Charles Sprawson, en af en toe lees ik over een vergeten voetballer van Frank Heinen. Maar ook een uitstekend antwoord op de vraag Wat lezen jullie zoal, is: Twitter.

Toen ik namens Athenaeum – zo onafhankelijk dat we zelfs geen Librisboekhandel zijn – twitterde over de Libris Literatuurprijs, tekende ik enthousiast aan dat de helft van de genomineerden vrouw was. Het leverde me twee geërgerde reacties op. Eén was dat we daarmee suggereerden dat er niet zuiver op literaire kwaliteit geselecteerd zou zijn, en daarmee de genomineerden onrecht deden.

Ik ging er al voor mijn bestaan als jurylid vanuit dat longlists niet alleen uit winnaars bestaan. Het is niet voor niets dat zulke lijsten, die vaak tussen de 15 en 25 titels bevatten (ik heb het hier niet over de Dublin Literary Award, op hun longlist staan al snel 150 titels), in het verleden ook wel ‘tiplijst’ werden genoemd: behalve de echte kanshebbers staan er boeken op die bijna net zo goed zijn, maar toch mooi genoeg zijn om aan te raden. De jury tipt.

(Tussen haakjes: de vraag is natuurlijk of een shortlist dan wel altijd alleen maar absolute kanshebbers bevat, en zelfs of er elk jaar een absolute winnaar is – de oefening om van elk van de afgelopen twintig jaar het beste boek te noemen of überhaupt een goed boek, een variant op de vraag van De Groene Amsterdammer, is een frustrerende, kan ik je zeggen. Maar dat terzijde.)

Nu wil het geval, ik ben nog steeds bij tweet één, dat de literaire productie in Nederland eigenaardig genoeg voor eenderde door vrouwen, en tweederde door mannen wordt geschreven. Dat is iets verschoven, als je de groslijst van de Librisprijs bekijkt; ik kom op 41% vrouw (waarbij de twee duo’s voor de helft meegerekend worden, als je dat voor de longlist doet, kom je op 9,5 vrouw en 8,5 man). Dat is eigenaardig, ook omdat het bij literaire debuten nog fifty-fifty is. Er zijn allerlei verklaringen voor te bedenken, die variëren van de standaardverklaringen voor de relatieve minderheid voltijds werkende vrouwen tot vooringenomenheid bij de gatekeepers: de uitgevers. Of ze zijn bevooroordeeld jegens het andere geslacht. Je kunt je voorstellen dat bepaalde thema’s of motieven – ouderschap, intieme relaties, psychologie – minder interessant zijn voor zulke poortwachters dan andere – leven en dood, vijandschappen, morele kwesties – en dat dat ook voor juryleden geldt. Vaak genoeg immers volgden longlists de eenderde-tweederde verhouding (vorig jaar nog, en de Bookspotjury deed het ook), terwijl je toch mag aannemen dat je zonder piemel ook goede kunst kunt maken. Ik vind dat vanzelfsprekend, althans.

(Je kunt bijvoorbeeld een ijzersterke 50-50-shortlist maken met de romans van Manon Uphoff, Marijke Schermer, Niña Weijers en Oek de Jong, Stephan Enter, Peter Buwalda. Totaal verschillende boeken, maar stuk voor stuk erg goed.)

Deze jury besloot anders dan haar voorgangers, en trakteerde ons op meer tips van vrouwelijke auteurs. Of kanshebbers!

Veel interessanter vond ik de reactie van Ger Groot, criticus, columnist, schrijver, filosoof.

Daarmee stelt hij deze verdeling – die inderdaad eigenlijk doodnormaal is en niets zegt over de inhoud of kwaliteit van de boeken – gelijk aan allerlei identiteitspolitieke versnipperingen. Maar interessanter dan de schrijvers zijn de boeken, en misschien valt met dit lijstje iets te zeggen over de Nederlandse literatuur nu. Er zitten boeken namelijk tussen die inderdaad dat soort scheidingslijnen onderzoeken. LGBTIQ+ bijvoorbeeld: Niña Weijers en Saskia de Coster schreven elk een roman waarin (onder veel andere zaken) lesbische liefde naast heteroseksuele, en het vrije leven naast het ouderschap staat. Op literaire wijze onderzoeken zij de grenzen en overeenkomsten in gender en seksuele voorkeur. Dat is interessant en relevant – en goed gedaan. In de T is voorzien door debutant Thomas van der Meer, met een zachte, soepele roman over een jonge vrouw die een man wordt.

‘De huisarts had er net zoveel zin in als ik. “Zullen we dan maar?”
[…]
Dit was het begin, het lentepunt. De zon kruiste de evenaar van mijn wereld, hierna werden de dagen langer.
De huisarts drukte de spuit leeg in mijn been. “Nu gaan we het beleven,” zei hij.’

Soepele dialogen, niet te veel pogingen tot literair doen (maar dat lentepunt is mooi), ietwat groteske kantoorscènes en een chronologisch verhaal, heel overzichtelijk. Je vermoedt enige autobiografie (de hoofdpersoon gaat Thomas heten), en je denkt dat het boek geslaagd is in zijn doel: subtiel een duidelijk beeld te geven van een transitie vanbinnenuit. Welkom in de club zou het begin van een oeuvre kunnen worden, een mooie tip. Ja, er zijn in deze rubriek genoeg spannender, interessantere, diepgravender romans van mannen langsgekomen – en de geweldige Nicolien Mizee, van wie met Herman Brusselmans als enige twee boeken werden ingezonden, ontbreekt ook. Dat is zonde, maar elke jury maakt goddank zijn eigen afwegingen.

Identiteiten, ik kan er een lijstje van maken: Stephan Enter over gelovigen, Sander Kollaard over ouderen, Wessel te Gussinklo over een naoorlogse jongere, Ronald Giphart over jongeren (die ouder worden) en Niña Weijers over vroeg-dertigers, Hanna Bervoets over zieken, Elvis Peeters en Oek de Jong over de niet-randstedeling? Ik kan wijzen op de Surinaamse roman van Astrid Roemer en de Nederlands-Indische van Dido Michielsen. En ik kan vaststellen dat de boeken van Buwalda en De Jong zich niet aan Groots lijstje lijken te houden, en dat Uphoffs roman de schema’s overstijgt. Althans, tenzij je de verborgen aanname bij zulke identiteitslijstjes expliciteert: die mensen voelen zich een minderheid, slachtoffers. Uphoffs roman onderstreept dat je slachtoffer én overlever kan zijn, haar boek is een veelzijdige triomf.

Vrouwen, Vlamingen, debutanten: dat zegt weinig over de inhoud of de stijl of de kwaliteit. Eigenlijk zou je, heel merlynistisch, moeten stellen: dat geldt ook voor die andere categorieën auteurs. Maar als je de rest van Groots snipperlijstje samenneemt voor hun personages – en niet zelden lijken die op hun auteurs -, kun je wel vaststellen dat de Nederlandse literatuur breder is geworden, diverser. Ik zou hier graag de longlist van de eerste Librisprijs uit 1994 naast leggen, maar behalve dat ik die zeker niet allemaal gelezen heb, vind ik die nergens. Dus je moet het met mijn aanname doen dat het vroeger alleen maar over jeugd, geloof en Nederlands-Indië ging.

Oh en liefde en seks – en dat is niet veranderd. Literatuur blijft over intimiteit gaan – hoe oud of jong, vrij of zuur je ook bent.