Deze week gelezen: Özcan Akyol, Arnon Grunberg

Özcan Akyol, Arnon Grunberg: de redactie las, solo ditmaal, het Boekenweekessay dat ondanks mooie idealen pesterig leest, en een roman die ergens over gáát maar de conflicten iets te gekunsteld opzoekt.

*

Daan Stoffelsen: Özcan Akyol, Generaal zonder leger, en Arnon Grunberg, Bezette gebieden

Vanaf morgen Boekenweek! Vandaag dus de nieuwe Arnon Grunberg, en vooruit, vast het Boekenweekessay. Dat deed wat stof opwaaien, en dat begrijp ik, want Özcan Akyol zegt zinnige dingen: het boekenvak, de literatuur, schrijvers en lezers zouden beter af zijn met een bredere blik. Minder gericht zijn op hoge literatuur en academische analyse. Minder zeuren over bestseller-verhalenvertellers, minder elitair, minder incestueus, minder conservatief. Bevlogen schrijvers voor de klas. Mediatraining? Meer engagement! Akyol denkt dwars, rebelleert.

Het thema is ‘Rebellen en dwarsdenkers’, en het valt op dat niet alleen de essayist, maar ook de Boekenweekgeschenkauteur lijken aan te haken bij dat thema. Alleen is de toonzetting heel anders: Annejet van der Zijl schreef een warme liefdesgeschiedenis over een stel dat elkaar vindt in hardcore slavernijgebied en het ontvlucht. Zij, een geboren slavin, hij een Nederlandse burgemeesterszoon en internationale zakenman. Ze worden gelukkig in de onderduik. Hun verhaal is een voetnoot bij de slavernijgeschiedenis van Charlottesville, en die naam zou een alternatieve titel voor Leon en Juliette kunnen zijn, zo belangrijk is dit steeds sterker radicaliserende decor voor het persoonlijke verhaal, zoveel ook weet Van der Zijl erover te vertellen. Maar ze maakt die voetnoot menselijk, waardig, een verrassend verhaal.

Akyol verrast niet: al decennia zijn er mensen binnen de elite die vooruitstrevender zijn dan de rest, zoals Baudet en Wilders tegen de politieke elite strijden. De elite is avantgarde. En hoewel zijn punten dus zinnig zijn – als mijn samenvatting inderdaad Akyols boodschap is, schaar ik me achter deze generaal -, zijn ze niet nieuw. Maar hoe stellig Akyol in Generaal zonder leger (een mooi beeld! ‘Schrijvers zonder lezers. Desondanks blijven ze met veel aplomb anderen uitleggen hoe het allemaal moet.’) ook is, hij roept nog vragen op. Het essayistische, de twijfel is aan de lezer: is Akyol zelf nu een lezer of een niet-lezer, wanneer komt Akyols eigen grote geëngageerde roman, heeft iedere schrijver wel Akyols talenten als literair ambasseur op tv en voor de klas? Maar vooral, een vraag die me het meest dwars zit:

Valt Akyol de juiste mensen aan? Bestaat ‘het boekenvak’, incestueus en conservatief als hij het noemt, uit boekhandelaren uit de provincie, oude en jonge schrijvers die niet van hun werk kunnen leven, juryleden, een klein links tijdschrift, een professor uit Groningen? Zijn zij representatief? Heerst daar echt het dédain dat hij beschrijft? Gaat hij ze vanavond treffen op het Boekenbal, tussen de concerndirecteuren, boekenchefs van grote kranten, bestsellerauteurs, Prometheus-collega’s en mediamensen? Waarom maakt Akyol hen zo belangrijk, waarom schopt hij naar beneden?

(Voor ‘hen’ mag je ook ‘ons’ lezen, ik woon ook in de provincie en oordeel over literatuur.)
(Oh, en ik vroeg me ook nog af wie buiten de grachtengordel, buiten het boekenvak deze kwestie interessant vindt, maar de vraagstelling moet dus eigenlijk omgekeerd zijn: wie buiten de provincie? Behalve De Groene Amsterdammer zit geen van Akyols zondebokken aan de gracht.)

Kijk, het is lullig dat hij bekritiseerd wordt omdat hij een mediapersoonlijkheid is, en ook lullig voor Lucinda Riley, maar hoe zuiver zijn intenties ook zijn, door de manier waarop hij zijn idealen uitdraagt, wordt hij een Greta Thunberg die Trump-tweets verstuurt. Een draai aan het thema: ‘Pestkoppen en plaaggeesten’.

(De vrijdag voor de Boekenweek is te laat om echt iets nieuws te zeggen, maar ik las met instemming Jamal Ouariachi’s stuk in NRC, de systeemkritische reacties van jonge schrijvers in de Volkskrant, en reacties van Joost Baars en Jan-Willem Anker op Twitter.)

*

Voordat ik boos werd over het Boekenweekpamflet, wilde ik het dus over Arnon Grunberg hebben, een schrijver die plagen in zijn poëtica heeft staan, maar minder op de man. Hij zet de menselijke waanzin nét iets aan, draait het conflict op, gooit er paradoxen in waarbij je stil moet blijven staan. Bezette gebieden is een bizarre achtbaan van Amsterdam via Zeeland en retour hoofdstad naar een illegale nederzetting op de Westelijke Jordaanoever naar Jeruzalem, van grensoverschrijdend professioneel gedrag tot doodswens van vader, literaire toeëigening van andermans verhalen, de mediadynamiek rond vermeende schandalen, politieke discussie over de bezette gebieden, antisemitisme en erotiek, religie, tot dat alles en de liefde.

Als mijn samenvatting enigszins klopt, dan is het een wonder dat dit boek leesbaar is. En dat is het – zelfs als je, zoals ik, niet goed bent in ironisch lezen. Ik ben geen fan van Grunbergs oeuvre, en daarin werd ik óók bevestigd, maar het werkt, en dat is interessant.

Hoofdpersoon Kadoke (bekend van Moedervlekken), psychiater, wordt uit zijn ambt gezet na een beschuldiging van werken buiten de protocollen (dat kan hij uitleggen) en seksueel misbruik (dat betwist hij). Tegelijk wordt die beschuldiging verwerkt in een roman van de nieuwe geliefde van zijn vermeende slachtoffer, en belandt hij in een trial-by-media, inclusief stuntelig tv-optreden, meningen en opiniestukken van mensen die het boek niet hebben gelezen en zelfs een eenpersoonsdemonstratie bij de uitreiking van de literaire prijs waar de roman voor genomineerd is.

(Ik las Bezette gebieden parallel aan Thomas Heerma van Voss’ boek, die een soortgelijke dynamiek beschrijft, maar dan rond autobiografisch schrijven, en wat levensechter. En natuurlijk moest ik bij het lezen van Akyols boek hieraan denken, dat is eigenlijk zo’n opiniestuk van iemand die zijn slachtoffer niet leest of zich in hem verdiept, ditmaal voorafgaand aan het tv-optreden.)

Kadoke wordt een paria. Hij valt. ‘Het vallen maakt hem duizelig, vaag kan hij zich een gevoel van duizeligheid herinneren als hij aan zijn eerste verliefdheid denkt. Alsof de maatschappelijke val en de verliefdheid iets gemeen hebben, de sensatie van vrijheid.’ (Bizarre associatie, maar toch ga je denken: zit er iets in?) Dan dient zich een ver familielid aan uit Israël, die rabiate dingen zegt over de Joodse zaak, en met wie Kadoke opeens seks heeft. Wordt hij verliefd op haar?

‘Maar Kadoke heeft even geen oog voor vader, hij is een verliefde ezel, verliefd op zijn eigen projecties, maar was het ooit anders? Anat heeft alweer teruggeschreven: “Je bent onuitstaanbaar, Kadoke, je vertoont alle onuitstaanbare trekken van een zelfhatende geassimileerde Jood, maar ik zal ophouden met die hoofdletters, belangrijk is namelijk dat je hierheen komt. De rest doet er niet toe. Al zou ik het op prijs stellen dat je de Eeuwige met hoofdletters schrijft of het gewoon over Hasjem hebt, De Naam. Wij weten wat wij bedoelen als wij ‘De Naam’ schrijven.”’

Allemachtig. Maar Kadoke gaat, met zijn vader die het liefste dood wil, naar deze verre achternicht Anat toe. Hij wordt onthaald als een verlosser, iemand die haar eindelijk kinderen kan bezorgen, er is een huwelijk, er is bizarre seks, er komen geen kinderen maar wel een affaire. Telkens accepteert Kadoke de situatie snel – al kan hij de viesheid bij zijn schoonfamilie moeilijk niet zien – en schijnbaar zonder overgang is er weer een nieuw conflict, en hoewel het in zekere zin rond is op de laatste pagina, had weer een nieuwe confrontatie me niet verrast.

Want dat is het interessante: telkens roept Grunberg tegenstellingen op. Zo is Kadoke een tegenstander van de Israëlische annexatie, maar hij woont tussen de kolonisten, Anat wil een Joodse man, maar kickt op de Holocaust, en ze streeft naar een liefdeloos huwelijk.

‘Met haar hand, haar zachte hand, in de zijne blijft hij zitten, luisterend naar het gesnurk van vader en eindelijk zegt hij: “Anat, laat me meer zijn in jouw leven dan een dekhengst. Ik verlang naar jouw liefde en je zult me nu vast weer ervan beschuldigen dat ik te lang onder de christenen heb geleefd, en ik begrijp jouw bezwaren tegen de liefde, voor zover het doordachte, weloverwogen bezwaren zijn, voor zover ze meer zijn dan intuïtieve afkeer, maar ik verlang naar je begeerte, dat is wat ik bedoel, ik verlang naar iets wat jij me misschien niet kunt geven, maar is dat niet de kern van de liefde, of je dat nu liefdeloosheid noemt of niet, dat je altijd verlangt naar iets wat de ander niet te geven heeft?
[…]
Ik weet waar ik ben, in een religieuze nederzetting, en toch vraag ik het je, want alles wat verboden is gebeurt, ik vraag het je omdat ik mezelf zou vervloeken als ik het niet zou vragen: begeer mij, dan zal ik jou begeren. Wat kunnen we elkaar anders geven? Behalve de liefdeloosheid, laat het de tederste liefdeloosheid zijn die mensen zich kunnen voorstellen.” Anat ondersteunt haar hoofd met haar vrije hand en zegt: “Woorden, woorden, woorden, wat een woorden. Heb je ook zoveel gesproken met je patiënten? Geen wonder dat je geen psychiater meer mag zijn.”’

Kadoke tekent zelf voor de tegenstellingen, Anat gaat er hard tegenin, en vervolgens hebben ze seks. Je probeert zijn gedachten te volgen: ‘Hij hoopte op liefde, hij kreeg een huwelijk, dat overkomt wel meer mensen. Het is niet zozeer spijt die hem overvalt als wel toch twijfel: kan liefde echt een noodsprong zijn? Of blijft de noodsprong altijd door de liefde heen kieren?’ En niet zelden denk je: eh, nee, maar het tempo is hoog, en ik heb regelmatig gelachen. En dan kan Grunberg ook nog teder zijn – vooral in het laatste deel van de roman.

Toch ben ik nog geen fan. Ja, het is spannend wat Grunberg doet, de slagvelden in zijn boeken doen ertoe, het gaat over liefde en dood, over overgave en de dingen waarvoor je vecht, en het decor is niet alleen maatschappelijk relevant, het kiert overal doorheen. Het gáát ergens over. Grunberg is geëngageerd – iets wat Özcan Akyol vast fantastisch vindt – en niet per se partijdig, en bovendien: zijn engagement strekt zich uit van het kwaad tot de liefde, en van het intiemste tot het grootste. Plus: Grunbergs gegoochel met abstracties geeft een begrip als liefde een veel grotere reikwijdte. Maar de seksscènes, toch een aspect van liefde zou je zeggen, zijn plat en kil, en de roman als geheel is zichtbaar geconstrueerd, je ziet de poppenspeler aan de touwtjes trekken, nergens vergeet je dat dit spel is. Beslissingen lijken lukraak, verliefdheden zijn plotseling, de confrontatie is gezocht, en de aforismen of sofismen van Kadoke zijn niet zelden precies wat sofismen zijn: leeg taalspel.

Moeten we dit aan Özcan Akyol aanraden voor ná Lucinda Riley’s zesde, Zon? Liever misschien onze eindejaarsfavorieten – je krijgt er bij de boekhandel een mooi geschenk bij.

Generaal zonder leger is een uitgave van de CPNB, Bezette gebieden van Lebowski. Op Athenaeum.nl staat een fragment. Grunberg heeft in de Boekenweek een bescheiden tournee, waarbij hij ook Athenaeum aandoet.