Binnenpost: Amsterdam – Kumla Prästgård 2
De wereld is in quarantaine. Is hij helderder geworden, of overstemt het virus alle contemplatie? Is hij kleiner geworden, beperkt tot onze muren, of wordt hij door de gedeelde dreiging juist groter? Zes schrijvers – drie uit Amsterdam, drie in diverse buitenlanden – kijken op uitnodiging van SLAA, Singel Uitgeverijen en literair tijdschrift De Revisor naar buiten en schrijven elkaar Binnenpost: Bernke Klein Zandvoort, Sander Kollaard, Neske Beks, Roos van Rijswijk, Alfred Schaffer en Bernard Wesseling. In april: Sander Kollaard vanuit Kumla Prästgård en Roos van Rijswijk vanuit Amsterdam. (Plus: Radio SLAA in gesprek met de schrijvers. Lees hier de eerste twee brieven.)
*
Kumla Prästgård, eerste paasdag 2020
Hoi Roos,
Dat zag ik meteen voor me, die stoet van vrouwen, van moeders en dochters, dwalend door een stad die ze zo goed hebben gekend, maar die ze nu vreemd moet zijn. Ik zie er een paar met opgebonden haar en witte mutsjes met witte linten om onder de kin te binden, maar die moeite niet hebben genomen, want die linten hangen los, langs het gezicht. Ik zie verschoten rokken en verstelde jakken. Ik zie een vrolijk oranje broekpak. En ik zie ze allemaal tegelijk, de hele stoet, als een ouderwetse chain gang, de schakels gesmeed uit DNA en gedeelde ervaringen – dochter zijn, moeder zijn, Amsterdamse zijn, en hoe het is om verliefd te worden op een Zweedse zeeman.
Waarom zochten ze je eigenlijk op? Denk je dat ze hebben begrepen dat je uit het veld bent geslagen – want die indruk maak je. Je klinkt zo monter, zo vastberaden, alsof je je flink moet houden. En als dat het is: heb je iets aan hun gezelschap? Of zijn ze gekomen voor je moeder, om haar met zachte hand weer op het juiste spoor te krijgen – om haar eraan te herinneren wat er ook alweer is met ooievaren bijvoorbeeld?
Het is vandaag Pasen. Gister heb ik per ongeluk een stukje van mijn duimtop afgesneden met de mandoline. Het kwam er glad af: een ovaal plakje duim, anderhalve millimeter op het dikste punt. Ik wikkelde snel wat keukenpapier om de hevig bloedende wond, nam het topje en rende naar Susanna. Dit is van mijn duim, zei ik, ik heb je hulp nodig. Ze schrok zich een hoedje maar bleef kalm en even later was alles gespoeld en verbonden. Voor de zekerheid belde ze met de adviesverpleegkundige, die zei dat het topje niet gehecht kon worden, dus dat heb ik met een vaag gevoel van spijt weggegooid, in de compost, alsof ik alvast een beetje oefende voor mijn overlijden.
Ik vertel dit omdat er direct na het afsnijden een golf van angst door me heen joeg. Je vroeg of ik bang ben. Omdat ik altijd alles rationaliseer en opberg in zinnen en scènes en kalme overwegingen, weet ik nooit zo goed wat ik voel, maar die golf was duidelijk genoeg. Misschien was het gewoon schrik, dat kan natuurlijk, maar er zat iets duisters in, iets zwarts en onbestemds en scherps, dus misschien ben ik inderdaad bang. Maar waarvoor dan precies? Dat weet ik dan weer niet.
Ik dreig te gaan somberen, dus ik ga je iets bemoedigends vertellen. Nu het virus mijn aandacht heeft teruggeleid naar ons lichaam, vallen me allerlei dingen op. Heb je bijvoorbeeld gemerkt dat Trump sinds het begin van zijn presidentschap niet is verouderd? Ik zag het laatst pas. Bush jr. verouderde gestaag & Obama werd in recordtempo grijs, maar Trump heeft zijn nogal plompe vorm behouden. Het is dus de vraag of hij wel een lichaam is. En het uitblijven van veroudering is niet de enige aanwijzing. Wat ik tot nu toe begreep als een gebrek aan empathie, kan heel goed een afwezigheid van lichaam zijn: er is domweg niets wat geraakt kan worden. En dan dit: hij houdt zich niet aan de afstandregel, is al meerdere malen in aanraking geweest met besmette lichamen, en is desondanks virusvrij!
Wat is hij dan wel? Nou ja, een Trump-vorm, niet gedragen door een lichaam, maar door gas, ontstaan uit vergisting van eigenliefde. Een enorm opgeblazen ego. Vandaar die plompheid. En de Trump-vorm groeit nog altijd. Dat zie je bijvoorbeeld rond zijn ogen, waar witte barsten zijn ontstaan in het oranje fineer: een gevolg van de gestage inflatie. Je kunt al raden hoe het eindigt – en hier komen we bij het bemoedigende deel van mijn observaties. Wie weet knapt hij, zoals een ballon, met een vrolijke knal. Of misschien kiest hij op een mooie dag het luchtruim, zoals indertijd Maria. Dat zou wat zijn. De levitatie, de verbijstering, de paniek bij de secret service. Maar het is al te laat: hoger en hoger gaat-ie. De luchtmacht wordt gebeld maar kan niets meer uitrichten. Almaar hoger gaat-ie. Met het dalen van de temperatuur krimpt het gas, en daarmee de Trump-vorm, die ten slotte als een oude aardappel rond de aarde zal blijven zweven, nog net zichtbaar in heldere nachten, tot opwinding van tal van hobbyastronomen in de hele wereld.
Wat een geouwehoer, zul je misschien denken, maar er is niks tegen geouwehoer zolang Gods zegen er maar op rust, zoals Gerard Reve al zei, & met Pasen mogen we daar wel op rekenen.
Ik omhels je opnieuw, met groot & koppig enthousiasme, & meteen ook maar je moeder.
Sander
Amsterdam, 46 maart 2020
Hoi Sander,
Je duim, je arme duim, wat een in en in goor verhaal! Dit komt natuurlijk veel te laat, maar weet je dat je het topje van je duim er ook gewoon weer op had kunnen leggen, om het daarna goed te verbinden? Het resultaat zou een duim zijn als die van, daar is ze weer, mijn oma. Een duim met een slordige onderbreking en een raar, scheef, klein topje waar geen gevoel in zit maar waar kinderen altijd even vol kostelijke gruwel in willen knijpen.
Je schrijft ‘Nu dreig ik te gaan somberen’. Is dat erg? Ik denk dat veel mensen somberen nu. Maar ik heb makkelijk praten – als je met niemand rekening hoeft te houden, kun je zo somber als als je maar wilt in je berenkuil gaan zitten. Het enige risico is dat er op den duur niemand verschijnt om je er aan je haren weer uit te trekken. Precies daarom heb ik met een vriendin, we wonen bij elkaar om de hoek, afgesproken dat we elkaar iedere dag zien. Dan lopen we op anderhalve meter afstand van elkaar een rondje, soms vloekend, soms gierend van het lachen, soms zwijgend, soms vergezeld van een lintje even stille voorouders. Het helpt, het troost. Ik loop ook wel eens alleen, het liefst tegen de avond, als de stad in het strijklicht over me heen lijkt te buigen.
Dit neemt niet weg dat ik al een paar dagen strontchagrijnig ben. Mijn moeder is weer thuis, wat een prachtig wonder mag heten, maar nu ik niet meer dagelijks naar het ziekenhuis hoef te fietsen, halen alle emoties over de coronasituatie me hinnikend als een troep hyena’s in. Ik wil mijn moeder knuffelen, ik wil een baan tussen de mensen, ik wil de kroeg in met al mijn vrienden! Vlak voor deze hele klotepleuris uitbrak begon ik, na een jaar van vol liefdesverdriet m’n leven bijeenschrapen, net weer een beetje zin in het bestaan te krijgen. Ik wil naar zee! Ik wil mezelf belachelijk maken omdat ik iedereen in de lente zo mooi en sexy vind! Ik wil op of onder iemand liggen! Wat ís dit voor onzin? Aanstaande zaterdag zou ik eigenlijk jarig zijn, maar ik heb besloten nog een jaartje vierendertig te blijven.
Ik heb het zoals je leest zo druk met mezelf dat ik niet eens de ruimte heb om verontwaardigd te zijn over de politieke situatie. En dat terwijl minister Van Engelshoven zojuist, schijnbaar schouderophalend, heeft verkondigd dat ‘het seizoen voor de culturele sector helaas verloren is’, jammer dan, pech gehad.
Gaan de kunsten in Zweden ook ten onder, Sander? Heeft de koning ook een briefje opgelezen van de autocue?
Eigenlijk zou ik kwaad moeten zijn over hoe het kabinet hier onvoorbereid een pandemie in zeilde, te laat maatregelen trof. En moet ik niet schuimbekken van woede over de onderbetaling der supermarktmedewerkers? Over de onderbetaling van mezelf, desnoods, want ik heb geen idee hoe ik dit allemaal moet gaan bolwerken? En, ja, Trump, die ik nu voor me zie als een soort heliumballon, waarvoor dank, over hem zou ik me ook enorm moeten opwinden, maar het lukt niet, ik denk dat ik dit chagrijn even in m’n eigen navel moet uitzitten.
Zitten! Ook al zo vervelend. Ik zit, omdat ik op die kleine wandelingen na toch nergens heen mag, verdomd veel uit m’n raam te kijken. Aan de overkant van de straat zijn twee yuppen vol overgave hun dakterras vol aan het plempen met dure planten, verantwoord buitenmeubilair en fitnessapparatuur. Over hooguit drie dagen zullen ze een levensgroot Boeddhabeeld omhoogtakelen, of een totempaal, of wat er tegenwoordig ook is toegeëigend als spiri-deco.
Bij nader inzien ben ik diep vanbinnen best blij, maar omdat ik nergens terechtkan met mijn hervonden levenslust & lichaam, mondt ’t uit in gemelijkheid. Ik zou die energie in het schrijven moeten steken, ware het niet dat die pandemie nogal afleidend werkt.
Lukt het jou, schrijven? Kun je het ook in het Zweeds? Ik heb wel eens geprobeerd in het Engels te schrijven en kon niets anders dan concluderen dat ik erg aan mijn Nederlandse woordenschat hecht.
Lezen gaat wel. Ik herlees Süskinds Het parfum voor het slapengaan, ik ben nu bij het deel waarin Jean-Baptiste Grenouille zich zeven jaar lang afzondert in een grot van de vulkaan Plomb du Cantal. Nog even en hij zal erachter komen dat hij geen eigen lichaamsgeur heeft. Zeg, ik ben helemaal niet zo thuis in de Zweedse letteren – ik ga er gemakshalve vanuit dat jij er meer van weet. Wat raad je aan? Het liefst iets met een afgelegen huis erin.
Hartstochtelijk chagrijnige groet,
Roos
Wil je de stemmen van Roos van Rijswijk en Sander Kollaard (en SLAA-directeur Jeroen van Kan) ook horen? Luister: