Deze week gelezen: Thomas Heerma van Voss, Thomas Verbogt
Thomas Heerma van Voss, Thomas Verbogt: de redactie werd getroffen door een zoekende vertelstem en een eenvoud van de gedachten, het aandoenlijke van de hoofdpersoon en het ritme van de zinnen, en las een klein boek van een collega en dacht na over onzichtbaarheid, eenzaamheid, afscheid en de literaire aanval.
*
Jan van Mersbergen: Thomas Verbogt, Als je de stilte ziet
Over een kleine vier weken ga ik met Thomas Verbogt in gesprek over zijn roman Als je de stilte ziet. Ik las het boek, ter voorbereiding, en werd getroffen door de zoekende vertelstem en de eenvoud van de gedachten, het aandoenlijke van de hoofdpersoon en het ritme van de zinnen.
Een voorbeeld:
‘Als het uren later is en donker en buiten alles stil is, zitten mijn ouders tegenover elkaar aan tafel, onder de lage lamp, met franjes eraan, een cadeau van mijn oma, mijn moeders moeder.’
Verbogt schakelt naar een andere tijd – uren later – en naar een duisternis en naar een stilte buiten, een stilte die als een rode draad door de roman loopt, naar zijn ouders in een Aardappeleters-achtig beeld aan een tafel onder een lamp. Die Van Gogh-associatie is van mij, dat zal vast niet de bedoeling zijn geweest, maar ik zie ze wel zitten. Onder die laaghangende lamp, met franjes eraan. Die franjes maken het beeld. Er is niets om met franjes te versieren, en toch hangen ze er. Het is een cadeau van oma, de moeder van zijn moeder.
Dat inzoomen gebeurt zo geleidelijk en zo precies, van buiten naar binnen naar de tafel naar de franjes, om daarna weer uit te zoomen en de familie groter te maken, door oma erbij te betrekken.
Wat me ook erg bevalt: twee keer het woordje en aan het begin van de zin, die werkelijk een verbinding maakt tussen de tijd, het donker en naar binnen, met de stilte als leidraad. Daar geniet ik van.
Op pagina 111, geen veelvoud van elf, voor de duidelijkheid, staat de mooiste lange zin van de roman. De zin begint ook met twee keer het woordje en, ritme speelt een bepalende rol. De verteller en hoofdpersoon probeert te ontdekken waarom alles ertoe doet. Er zijn schrijvers die ontkennen dat dingen betekenis hebben, Verbogt laat zijn vertellen de passage afsluiten met: ‘Alles, alles doet ertoe.’
Daarvoor heeft de verteller een vrouw ontmoet, Ginie, en begint hij over zijn openingszin en de kleur blauw, en dan volgt die mooie zin:
‘Toen we later naar haar huis op de heuvel van Montmartre liepen, zei ze dat ze al meteen wist dat we dat zouden doen, na mijn volstrekt stupide openingszin. Ze vertelde dat iedereen haar huis het blauwe huis noemde, terwijl alleen de deur blauw was, maar dat ze dat mooi vond, want blauw was de mooiste kleur toch en dat we dadelijk zouden wegzinken in een hemelsblauwe zee, wat ik een aangenaam vooruitzicht vond, maar ook wat veel. In haar huis en armen en bed dacht ik niet meer aan die hemelsblauwe zee, maar benam de haast strenge aandacht die ze had voor al haar bewegingen me soms de adem en zei ik iets over haar huid, zout en heel zomerwarm, wat ik van haar een paar keer moest herhalen, wat vooral door mijn Frans kwam, en nog later vroeg ze me of ik een Nederlandse vertaling van een Frans lied kende en of ik dat wilde zingen en ik kwam alleen maar op ‘Laat me niet alleen’ en dat zong ik zacht en slecht, terwijl haar hoofd op mijn schoot lag en haar armen mijn benen vasthielden alsof ze wilde voorkomen dat ik wegliep, maar ik ging weg, het was nog vroeg, en ze vroeg of ik terugkwam en ik beloofde dat, terwijl ik wist dat mijn belofte vals was, maar ik wilde het zo graag beloven, zo graag, en daarom meende ik ook wat ik beloofde, wat een typisch voorbeeld was van het conflict tussen wie ik was en wie ik wilde zijn.’
Vijftien keer het woordje ‘en’. Zes keer ‘maar’. Drie keer ‘terwijl’. En het klopt allemaal, want ik voel precies de verstrengeling, het liedje van Jacques Brel, het lastige van een belofte en het verlangen naar wat deze man wil zijn.
Prachtig!
Op 23 september spreek ik Thomas bij Donner in Rotterdam.
Als je de stilte ziet is verschenen bij Nieuw Amsterdam. Op Athenaeum.nl staat een fragment.
Daan Stoffelsen: Thomas Heerma van Voss, Verdwenen boeken
Als lezer bevind ik me vandaag in het oog van de storm, tussen de eindsprint om een longlist vast te stellen voor de Boekenbon Literatuurprijs (wat ooit de AKO-prijs was) en de bekendmaking en, iets verderop, de shortlistvergadering. Ik heb in hoog tempo heel goede boeken uitgelezen en ga nu in hoog tempo heel goede boeken herlezen. Iets kleins, iets korts tussendoor is dan welkom.
Kort tussendoor, dat is Verdwenen boeken van collega Thomas Heerma van Voss, en waarschijnlijk zou ik het niet hebben opgepakt als ik hem niet kende, of de voorganger, Onzichtbare boeken. Maar deze vijftig pagina’s afscheidsliteratuur (‘tussendoor’ klopt dus niet helemaal, ‘kort’ wel), een verhaal over dat vakantiedorp uit je jeugd, die uitgeverij die niets meer uitgaf en het vermijden van conflict, werken absoluut.
Ik schreef in 2018 op deze pagina’s: ‘Hij lijkt met schaamte en onzichtbaarheid bepalende thema’s te hebben gevonden voor een oeuvre.’ Dat geldt voor Onzichtbare boeken, Plaatsvervangers en Condities, maar eigenlijk is onzichtbaarheid per definitie een literair motief: in veel van de beste boeken die ik lees zijn de figuranten, de passanten opeens de hoofdpersoon. En de lijn kan doorgetrokken worden naar Verdwenen boeken, al gaat dit primair over afscheid, er is van alles verdwenen, dat dorp uit zijn jeugd ziet er beroerd uit, het hotel waar hij zou gaan logeren wordt gesloopt. Het is uit met zijn vriendin. En die uitgeverij, verlieslijdend vanaf dag een, houdt er nu echt mee op.
Dat is de structuur: een soepele afwisseling van pijnlijke gedachten aan zijn ex, hilarische, droog gerapporteerde gesprekken met de immer positief gestemde zelfstandige uitgever, en de belevenissen in een in-en-in-triest Dovercourt (zozeer dat het tegenvalt als de zon schijnt de volgende ochtend), afgewisseld. De uitgever, Reinjan Mulder van Babel&Voss, wordt een mooi, complex personage, dat niet alleen vervreemdend optimistisch is, maar toch echt geraakt is door zijn laatste mislukking. Literatuur speelt een marginale rol, voetbal een iets grotere, en uit een jeugdherinnering haalt Heerma van Voss een mooie metafoor.
‘”Thomas, jij ken aardig ballen. Maar als er alleen maar spelers zoals jij op het veld staan, worden alle potjes 0-0.”
Hij bedoelde het niet beledigend. Toch sliep ik er dagen slecht van.
De voetballer die nooit verder komt dan doelpuntloze gelijke spelen, in zekere zin ben ik hem altijd gebleven. De redacteur onder wiens leiding geen boeken verschijnen. De als man vermomde jongen die maar wat rondstruint in zijn vroegere vakantieplaats. De vriend die zich zonder te vloeken of tegen te stribbelen terugtrekt als zijn geliefde haar sporen uit zijn leven wist.’
Au. En dit boekje dan? Is dit dan defensief schrijven? Nee, dat geloof ik niet. Ik bedoel: Dovercourt leent zich voor sebaldiaanse somberheid (dat valt mee, waar zijn de vage foto’s om te beginnen?), en de breuk voor sentimentele beschouwingen (bijna niet), de uitgeverijsoap voor precies dat, soapanekdotes, natrappen – maar Heerma van Voss blijft netjes op zijn helft, bouwt de aanval op en laat de lezer het afmaken.
(Sorry voor de beeldspraak. Ik zou zelf overigens een garantie voor 0-1 zijn, dus uit zelfbescherming houd ik het hierbij qua sportmetaforiek.)
Mooi is dat dat afscheidsmotief de eenzaamheid onderstreept (over universele thema’s gesproken: noem mij één geslaagd boek waarin het gezellig is. Blijft), en dat je ergens de hoop houdt dat Babel&Voss voor een derde jubileum gaat. (Maar: ‘Reinjan slikte, ik hoorde het en ik zag het. “Ja,” zei hij toen. “Hierna komt er niks meer.”‘)
Je hoopt ook dat Heerma van Voss gezien wordt, dat de herkenning (erkenning!) wederzijds is. In het hotel wordt hij begroet met ‘There you are, you must be mr… Van Fox’. Een naam als in een roman van Joost de Vries, je voelt dat hier avontuur mogelijk is, van dat avontuur waarvoor zijn vriendin hem verlaat. Ik voel dat, maar het komt er in het boek niet van. Evenmin met dat meisje dat op zijn ex lijkt. Of als hij, de volgende dag, de boot terugneemt als enige voetpassagier: ‘You must be Thomas.’
Alsof het een blinddate is. Maar het is een afscheid. Verdwenen boeken had met een fictie-insteek ook een roman kunnen worden, met een levensechte ex, kat Billy als een onafscheidelijke kameraad, een onrustig dwalen op het middenveld. Maar Heerma van Voss slaagt in de beperking, en ik kan me voorstellen dat Mulder denkt: ja, hier wil ik, en hier willen de lezers, meer van, op naar het derde lustrum. Maar dat is de charme. Op pagina 55 is het echt klaar.
Verdwenen boeken wordt uitgegeven door Babel&Voss.