Verdriet
In 1977 debuteerde Hedda Martens in ons tijdschrift, de eerste van tien bijdragen in de loop van onze geschiedenis. We publiceren nieuw werk van haar, vijf ‘Humeuren’, en hernemen haar vroegere verhalen. Na ‘Huisje’ is hier het tweede verhaal: ‘Verdriet’, onpeilbaar en onverklaarbaar.
*
De ellende is dat hij aldoor moet huilen de laatste tijd; niet dat hij dat dan ook doet want past natuurlijk niet bij de man die hij is, kalm, hardwerkend, middelbare leeftijd. Maar toch, steeds opnieuw, het komt diep uit zijn borst als een aanval van misselijkheid, hij buigt voorover in een hikkend krimpen en richt zich snel op – kom, het gaat alweer. Op kantoor heeft hij er vrijwel geen last van want drukte genoeg daar, hij heeft wel wat anders om zich mee bezig te houden. Maar dan, de lunchpauze, hij loopt naar een klein plantsoentje vlak in de buurt, hij zit bij de vijver en kijkt naar de waterhoentjes, de hoge, zachte pluimen in het riet en ja hoor, hopla. Kramp in zijn middenrif, een snokkend geluid. Heel even is zijn gezicht in zijn handen maar hij zit alweer recht, publiek terrein hier.
En waarom in vredesnaam, waar komt het vandaan, hij kan werkelijk niemand verzinnen om dat aan te vragen; ja wat wil je, als hij het zelf niet eens weet. Hij leidt geen kwaad leven, hij verdient het geld dat hij nodig heeft, soms een paar weekjes naar de zon, hij heeft aardige collega’s, zit op een schaakclub, eet af en toe buiten de deur. Hoe zijn jeugd was? Gewoon, niets bijzonders; persoonlijke herinneringen doen hem ook niet zo veel en of hij wel eens verliefd was, ja hoor, een keer of drie maar daar kwam niet zoveel van terecht. Bovendien, hij vindt het wel prettig, zo op zichzelf.
Nee hem krijg je niet gauw ontevreden, en dan toch deze huiltoestanden: al weken achtereen moet hij op zijn tellen passen, het kan zomaar beginnen. Het is geen doen in feite, hij moet er vanaf, het zullen herinneringen zijn die hij aldoor wegduwt ofzo, al zou hij dus oprecht niet weten wat. Wel heeft hij er inmiddels zo genoeg van dat hij besluit een tijdstip te kiezen om zich er compleet aan over te geven, zijn gevoelens de vrije loop te laten, hoe droeviger hoe beter; misschien is het daarna eindelijk voorbij.
Het is weekend, zondagavond al, nu moet het er echt eens van komen. Hij zit na het eten thuis op de bank, een paar glazen wijn gedronken alvast, en om te beginnen zal hij aan zijn overleden moeder gaan denken. Dat doet hij dus nu, hij ziet haar voor zich, ze had een lief, wat zorgelijk gezicht en dat stemt hem vriendelijk maar verder voelt hij niet veel bijzonders; wat hem eigenlijk wel tegenvalt van zichzelf. – Daarna stapt hij over op de kleuterschool, hij herinnert zich heel kleine tafeltjes en stoeltjes, dat kan niet kloppen want hij was toch zelf net zo klein nee, die vroege jeugd en ook de lagere school blijken nergens toe te leiden. Daarna komt hij op zeiltochten met een vriend die een hond had, een dik gevlekt hondje dat erg hield van het water en daar was toen iets mee ja, wat was dat ook weer. Hij zucht, geen idee. Goed, zijn zuster dan, die hij nauwelijks meer ziet, dat ze samen een step hadden die meeging op vakanties, altijd in de duinen waar je er toch weinig aan had, bedenkt hij nu pas. Ook dat levert dus niets op, evenmin als de gedachte dat hij over een jaar of wat met pensioen zal moeten, welke ziektes hem wachten, een eenzame dood zelfs misschien… leuk is anders maar wat hij ook verzint: geen klem op zijn borst, geen hete druk achter zijn ogen, niets niemendal. – Kijk eens aan, dit moet het toch zo’n beetje zijn en misschien is het daarmee opgelost, anders had hij het toch al lang en breed te kwaad gekregen; het besluit alleen al om er aan toe te geven is blijkbaar voldoende geweest. Hoor je wel vaker, zoiets; hij gaat opgelucht slapen.
De volgende dag is hij mooi op tijd wakker, hij neemt een douche, zet koffie en staat met zijn beker tussen twee handen rustig naar buiten te kijken; over vijf minuten de deur uit. Hij ziet de straat, heel stil nog, de boom voor zijn raam met een hekje er omheen, zijn fiets schuin tegen dat hekje. Alles is compleet, probleemloos in orde en straks zal hij daar staan, bij die boom, naast zijn fiets, hij zal zijn fiets van het slot halen … zijn maag spant zich aan, zijn hart krimpt onder zijn ribben en hij leunt met zijn voorhoofd tegen het koude glas – o nu, kon hij nu urenlang huilen.
Beeld Albert Herring, SA. Early Spring at James River State Park, licht aangepast.