Deze week gelezen: Hanna Bervoets

A.F.Th. van der Heijden, maar vooral Hanna Bervoets: de redacteur las het Boekenweekgeschenk en denkt na over filters, overtuigingskracht en standaardromantiek.

(Lees ook eerdere bijdragen op derevisor.nl over de Boekenweekgeschenken van Haasse, Lanoye & Claus, Wieringa, Verhulst – en het Boekenweekessay van Özcan Akyol.

*

Daan Stoffelsen: Hanna Bervoets, Wat wij zagen

Eigen schuld. Willens en wetens raakte ik verstrikt in twee dikke boeken van witte mannen, terwijl ik had bedacht hier vooral over ándere boeken te schrijven. Na een week absentie las ik er weer een: terwijl ik bijna op een kwart ben van A.F.Th. van der Heijdens lesbische liefdesroman Stemvorken (en er nog geen hand tussen de benen is verdwenen) dient zich een natuurlijker verhouding aan in Hanna Bervoets’ Boekenweekgeschenk Wat wij zagen. Een novelle over filteren, zo moet je dat denk ik noemen, een geslaagde novelle over liefde en sociale media.

Kayleigh werkt bij een bedrijf dat aanstootgevende filmpjes, foto’s en teksten moet verwijderen van een Facebook-achtig platform. ‘Ik wist waar ik aan begon. Ik wist wat ik deed en ik was er nogal goed in.’ Ook al veranderen de regels continu: Kayleigh kan uitstekend het hilarische of leerzame of nog te redden scheiden van het beledigende of gruwelijke. Wat niet wil zeggen dat het gros van wat ze ziet vreselijk ís. En de omstandigheden zijn callcenter-min: weinig pauzes, hoge druk, geen psychologische begeleiding.

Reden om het bedrijf aan te klagen, en dat is de vorm van het boek: Kayleigh wil zich niet aansluiten bij de klagers en legt in briefvorm uit waarom haar probleem met het bedrijf eerder persoonlijk is. Ze wist waaraan ze begon, en ze werd verliefd op een collega. Die collega wordt steviger geraakt door wat ze ziet, slaapt slecht, en ze raken elkaar kwijt. Maar welke signalen zijn doorslaggevend? Wanneer zegt iemand echt nee? Die afwegingen maak je continu, zeker als je iemand net kent; Bervoets voert een scène in hun stamkroeg op (een ‘sportsbar’) waarin een collega grappen maakt over onder andere joden. Dat kan dan, hij is zelf joods, hij is onder vrienden. Als later de Holocaust in twijfel wordt getrokken door andere collega’s, kan dat níét.

Bervoets’ brief heeft tempo, is spreektalig en toegankelijk, eigentijds en prettig vanzelfsprekend over liefde tussen twee vrouwen. Van der Heijden heeft een andere ambitie in Stemvorken, dus een oordelende vergelijking is niet eerlijk, maar het illustreert wel de verschillen. Neem de eerste zoen:

‘Ik dans niet en ging op een van de laatste vrije barkrukken zitten. Sigrid kwam naast me staan, de muziek stond te hard om elkaar te kunnen verstaan en dus ook om shotjes af te kunnen slaan en mijn herinnering aan onze eerste zoen is eerlijk gezegd nogal vaag. Later, in de periode dat Sigrid en ik elkaar een tijdje niet zagen, zou ik die zoen desalniettemin oproepen wanneer ik masturbeerde en inmiddels is mijn herinnering aan die fantasie scherper dan mijn herinnering aan de avond zelf. In de fantasie blijft Sigrid me almaar aanstaren. Ze doet alles om me aan te raken, hangt overdreven over me heen wanneer ze een nieuw biertje van de tray tilt. In de fantasie leg ik mijn hand dan op haar bovenbeen, waarop zij haar hoofd schudt en rood wordt, en dan ga ik naar de wc en komt zij achter me aan gelopen. Ze trekt aan mijn schouder om me naar zich toe te draaien en ik duw haar tegen de muur; we blokkeren het toch al smalle gangetje naar te toiletten en tegen de tijd dat onze lippen elkaar raken ben ik meestal klaargekomen […] Twee mensen die ergens vanbinnen weten dat ze waarschijnlijk worden bekeken maar zich door elkaar laten meeslepen en dus rollen ze die hele berg maar af, de alcohol hun zwaartekracht. “Jullie bleven maar tongen,’ zei Kyo de volgende ochtend, “jullie bleven maar tongen en tongen en doorgaan!’ Hij klonkt ronduit opgewonden, alsof wij zijn gescheiden ouders waren die vannacht hun liefde hadden hervonden.’

De alcohol hun zwaartekracht! Hoewel Bervoets’ brief iets vlaks heeft door het tempo en perspectief, zit er door zo’n vage vooruitwijzing (‘in de periode dat Sigrid en ik elkaar een tijdje niet zagen’) wel meer reliëf in, en de verwarring tussen herinnering en fantasie is interessant. De overeenkomst met de eerste zoen in Stemvorken is drank: de ontmoeting met de jeugdvriendin van Zwanets echtgenoot Albert Egberts was doordrenkt en gezellig. Maar dat er zoenen inzat?

‘Ze legde een hand op mijn schouder, warm en gewichtloos, en fluisterde: “Zwanet, ik had nooit verwacht dat het zo fijn zou zijn. In het begin dacht ik nog: dit gaat de verkeerde kant op… het loopt helemaal fout af. Nu heb ik het gevoel dat ik er… nou ja… een vriendin bij heb.”
De laatste zinswending klonk bijna vragend, dus ik haastte me te zeggen: “Ik ook.”
“O, gelukkig.”
Ze keek me zo innig aan dat ik er bleek van wegtrok. Ik voelde mijn voorhoofd koud worden alsof er een zak met ijs op mijn kruin rustte, en de kilte zakte via de wangen naar mijn kaken, die verstrakten alsof hun spierweefsel uit hard, uitgedroogd elastiek was vervaardigd. Corinne verplaatste haar warme hand naar mijn nek, en trok me zo naar zich toe. Als er van twee mensen gezegd wordt dat ze elkaar “vol op de mond kussen”, wordt doorgaans een tongzoen bedoeld. Ik durf te beweren dat Corinne en ik elkaar vol op de mond kusten… zonder dat er tongen aan te pas kwamen. Het maakte de omhelzing er niet eleganter op. Het enig harmonieuze bestond eruit dat we niet voor elkaar onderdeden in klunzigheid. We duwden met gretige mond elkaars lippen omhoog en omlaag, maar hielden allebei onze tanden stevig opeengeklemd, zodat de tongen tegen de achterkant ervan stootten als om een doorgang te forceren. We hebben er later nooit meer over gesproken, maar ik denk dat het platte angst was die ons remde: de vrees voor wat het allemaal met zich mee zou brengen als we ons lieten gaan.’

Het maakte de omhelzing er niet eleganter op, en Van der Heijden lijkt er alles aan gedaan te hebben om, inclusief ijs en elastiek, het geen standaardromantiek te maken. Maar ik heb moeite het te geloven, me te laten overtuigen door het kunstmatige. Ik begin te denken dat dat bewust is, een willing suspension of belief, terwijl Bervoets traditioneler je laat meegaan in dit liefdesverhaal – om je nadien aan het denken te zetten. Op welk moment filter je, tijdens of ná? In de werkelijkheid en in de literatuur? Ik lees dus nog door in Stemvorken, en pak binnenkort Bervoets’ verhalen in Een modern verlangen erbij.

Je krijgt Wat wij zagen bij aanschaf van € 15,- aan Nederlandstalige boeken bij je boekhandel. Stemvorken is uitgegeven door Querido. Op Athenaeum.nl. staat een fragment.