Deze week gelezen: Teju Cole
Teju Cole: de redacteur begint aan een intrigerende essaybundel, die kunst en politiek engagement, beeld en persoonlijke inzichten vloeiend verbindt.
*
Daan Stoffelsen: Teju Cole, Black Paper
Een halve update ditmaal, want zo’n goed boek als Een geest in de keel werpt je even terug; wat past er daarna nog bij? Nu toch weer begonnen, aan een van de kandidaten voor mijn eindejaarslijstje: Teju Coles Black Paper: Writing in A Dark Time. Net begonnen, dus maar een paar inleidende opmerkingen. Het is een essaybundel weer, na de enorme bundeling Vertrouwde en vreemde dingen (2020, vertaling Ton Heuvelmans, René Kurpershoek, Van der Lecq, Hien Montijn en Menno Grootveld), met vertrouwde thema’s: kunst, fotografie, racisme, politiek. In ons zomernummer stond bovendien een lang verhaal van hem. En na Maggie Nelson, Olivia Laing en Jan Postma, Jazmina Barrera – moet ik niet meer essays lezen? Tellen Koubaa en De Bok ook? – is dit weer een voltreffer.
Zo is de kunsthistorische missie van Cole in het openingsessay, ‘After Caravaggio’ (eerder gepubliceerd in het New York Times Magazine), wat droog ingeleid met een levensgeschiedenis van de schilder die telkens op de vlucht moest voor juridische vervolging (waar heb ik daar toch eerder over gelezen? Bij Pfeijffer? Van den Broeck? Deen?), ook een reis naar de kusten waarop het Europese migratiedrama stukslaat.
‘The places of Caravaggio’s exile had all become significant flash points in the immigration crisis, which was not entirely a coincidence: He’d gone to them because they were ports. A port is where a given territory is most amenable to arrival and to escape, where a stranger has a chance to feel less strange. I had two strong reasons for deciding to undertake the journey: First, I longed for the turmoil I knew I would feel in front of Caravaggio’s paintings in the museums and churches where they were held. But second, I wanted to see something of what was happening at that moment outside, beyond the walls.’
Dat is de kracht van een goede essayist als Cole: twee totaal verschillende onderwerpen samenbrengen, en ze elkaar laten versterken. Caravaggio was geen schilder van schoonheid, maar eerder van duisternis en geweld, en juist dat is wat de gestrande mensen op Sicilië en Malta hebben ervaren. Cole neemt zelfs een Gambiaanse jongen mee naar een van Caravaggio’s schilderijen, en bedenkt: ‘Outside, D.’s eyes seemed full of wonder, as much from Caravaggio, I supposed, as from me, this strange fellow West African who appeared out of nowhere, asking odd questions.’
Dit wat traditionelere reisreportage-essay laat Cole volgen door een fragmentarisch kunststukje, waarin hij de oudste geschiedenis van Syrië, een museumbezoek en de jongste geschiedenis, van martelingen onder de oude Assad en de verwoestingen door IS, laat samenlopen. En dan zijn er elegieën voor kunstenaars als Tomas Tranströmer en Aretha Franklin, voor mij onbekendere kunstenaars, en een warm essay over zijn overleden grootmoeder, en hoe de foto’s van haar bij leven, in coma en overleden verschillende indrukken op hem maken.
Het beeld – uitgesneden, geschilderd, in woorden gevat of gefotografeerd – en de emotie, politiek of persoonlijk, daar gaat het over. Razend interessant, en prachtig, zo’n boek dat nog lang mag duren.
Black Paper werd uitgegeven door The University of Chicago Press.