Lees Esha Guy Hadjadj, Principes zijn als prikkeldraad, bij De Revisor

Principes zijn als prikkeldraad (1)

Een nieuw feuilleton! Esha Guy Hadjadj (1994) schreef voor #28, ’n Brasa van talen, ‘Ghadina fi yaddina – onze morgen ligt in onze handen’. Zijn online feuilleton voor ons speelt in Frankrijk, waar een studente zich tussen de conservatieve betogers van de Manif pour tous en de feministische colleuses beweegt. Lees deel 1!

*

De metrodeuren zuchten open. Een groepje jongeren stapt stilzwijgend binnen. Hun huid is amper zichtbaar door hun jassen, petten, maskers en neerwaartse blikken. Alleen een enkele scheur in een spijkerbroek verraadt een schaafwond op een knie.
De wagon is bijna leeg. Hier en daar dommelt een oudere man op een uitvouwbare stoel, swipet iemand leunend tegen het raam op z’n telefoon.
Een aantal maanden geleden had Dorine haar tas nu strak tegen zich aan gehouden. Ze koesterde papa’s waarschuwingen, ‘wees altijd op je hoede in de metro’. Maar sinds ze hier meer dan een halfjaar woont, vermoedt ze dat dat niet voortkomt uit levenservaring, maar eerder uit de onkantelbare angst voor wat vreemd is. Tot die conclusie kwam ze druppelsgewijs. Iedere week liet ze de woorden van haar ouders wat meer los, ontspande haar arm iets meer, tot uiteindelijk haar tas vanzelfsprekend tegen haar zij bungelde.
Zodra de metrodeuren dichtschuiven stapt de jongen met de schaafwond naar voren en begint luidkeels door zijn masker te praten:
– Excuseert u mij, dames en heren, dat ik wat van uw aandacht vraag in deze drukke tijden, maar ik moet u wat vertellen. De dagen zijn misschien donker, het uitzicht is somber, Parijs nog weerbarstiger dan normaal, maar vertrouw me: je kunt altijd bij iemand terecht.
De metro stort zich in de tunnels met overweldigend kabaal. De ramen staan open om het virus af te weren. Het maakt het beslist niet makkelijk voor de jongen, die zijn stem uit alle macht door zijn mondmasker en boven de wagon uit probeert te schreeuwen.
– NEEM HET VAN MIJ AAN. VORIG JAAR SLIEP IK NOG OP STRAAT. MIJN GEDACHTEN STREKTEN NIET VERDER DAN DE VOLGENDE DAG. MAAR OP EEN GEZEGEND MOMENT ZAG IK HET LICHT. IK LIET JEZUS TOE IN MIJN HART, EN SINDSDIEN HEB IK OPVANG, ETEN, EN NOG BELANGRIJKER, EEN DOEL GEKREGEN.
Dorine glimlacht naar de jongen; ze is de enige reiziger die hem lijkt te verstaan. De rest swipet en slaapt ongestoord door. Ze vraagt zich af of het zijn eigen idee was om te prediken in de metro, of dat iemand anders hem daartoe de opdracht gaf in het kader van een hersteltraject. Misschien dat in de volgende metro een van zijn stille handlangers het stokje van hem over moet nemen.
Niemand anders in de wagen zou geloven dat Dorine in de jongen iets van zichzelf terugziet. Bij haar ouders thuis hing in iedere kamer wel een kruis. Het was de reden dat ze nu in deze metro zat, op weg naar haar eerste actievergadering.

Een paar maanden geleden was ze voor het eerst sinds een half jaar weer bij haar ouders thuis. Bij binnenkomst had ze haar spullen nauwelijks van haar schouder geworpen of ze rende de woonkamer in: op zoek naar wat er ondertussen was veranderd. Papa besloot vermoedelijk ooit dat hij het best met zijn eigen sterfelijkheid om kon gaan door antieke meubelen en schilderijen te verzamelen. Het begon rond haar tiende. Zo groot scheen zijn angst voor de leegte dat in elke kamer portretten van volslagen onbekenden uit voorbije eeuwen ieder stuk muur moesten bedekken.
Deze keer was het makkelijk: Dorine ziet gelijk hoe een commode in de stijl van Louis XVI is vervangen door een monster dat bijna drie keer zo hoog is. Pap komt net vanuit de keuken de kamer in gelopen.
– En? vraagt hij glunderend.
– Wat is dit nou weer voor lelijk ding pap? Zo’n grote kast met alleen maar lades?
– Aha, dat is zeker waar. Zeven lades: één voor iedere outfit van de week. Dat was het idee. Maar moet je eens kijken Dorine.
Hij pakt uit een kistje een sleutel die hij in een van de hogere lades steekt. Wanneer het slot openklikt, blijken drie lades eigenlijk een uitklapbaar tafeltje waarachter een geheim compartiment schuilt.
– Is het niet prachtig? Het komt uit de achttiende eeuw. Mensen verstopten hier hun correspondenties en andere belangrijke zaken zodat de hulp ze niet zou vinden.
Mam kwam naar beneden gelopen, kuste haar dochter tweemaal op haar wang en gaf een stevige knuffel. Toen ze pap zag staan naast zijn nieuwste aanwinst schudde ze haar hoofd. Dorine zou waarschijnlijk de laatste in een lange serie gasten zijn geweest die als publiek diende voor haar vaders goocheltruc.

Toen de borden die avond leeg waren en de schaal vol lag met kippenbotjes, las pap enkele passages voor uit de Bijbel.
– We zijn blij dat je hier bent, zei hij uiteindelijk tegen Dorine, en schoof het boek terug in de la onder het hoofd van de tafel. Maar je moet ons wel even iets uitleggen hoor. Je bent pas zes maanden aan het studeren en nu al horen we bijna niks meer van je! Ben je ons nu al vergeten?
– Laat haar nou Patrick, zei mam. Ze is nu toch hier? Die zoons van je zie ik anders nergens.
Haar ma had de vorige avond na Macrons toespraak alles geprobeerd om haar kleinste, haar petite dernière uit Parijs te krijgen voor de lockdown. Een halfuur lang bleef ze aan de telefoon, niet om haar dochter te overtuigen, maar om haar uit te putten. Het was mam niet te doen om de inhoud, maar alleen om hoe vaak ze dezelfde boodschap moest herhalen tot haar dochter niet eens de energie had om zich ertegen te verzetten.
– Ik mag het toch gewoon vragen? Alle andere studentes komen ieder weekend gewoon terug hoor. Voordat je het weet zijn we onze Dorine verloren aan die arrogante coltruien.
Hij doopte sneetjes stokbrood in de overgebleven jus op zijn bord. Dorine bestudeerde vooral het nieuwe boeket op tafel. Ze gingen altijd voor sobere samenstellingen, maximaal drie kleuren waarvan altijd eentje groen. Dit keer waren de andere twee kleuren wit, vertegenwoordigd door extra witte graanhalmen en een ontluikende wilgentak, en een dof paars dat van de bladeren kwam, waardoor het geheel iets weghad van de dure salade die Dorine wel eens in de buurt van Sciences-Po haalde.
– Het is oké pap, ik ga nergens heen.
– De komende tijd in ieder geval niet!
Pap veegde zijn mond af met een servet en spreidde glimlachend zijn armen uit over de eettafel. Zijn bord was blinkend wit, alsof er nooit een druppel vet op was gekomen.
– Dat valt toch wel mee? Misschien dat we een maand binnen zitten maar dan is het wel voorbij.
– Je bent nog jong jij, antwoordde mam. Je beseft niet hoe makkelijk de maatschappij kan veranderen. Wij hebben het gezien toen je nog jong was, toen ze zomaar besloten dat het huwelijk voor iedereen toegankelijk moet zijn. Een millennia oud instituut zonder waarschuwing onder de guillotine! Door deze pandemie moeten we misschien we zelfs onze demonstratie dit jaar aflasten.
– We wilden hem dit keer in Parijs houden, zei papa, in het hol van de leeuw! Dat zou nog eens wat zijn hé? Jij zou er in principe naartoe kunnen wandelen. Sterker nog, wie weet kan jij ondertussen meewerken in de organisatie, Dorine. Je woont al op jezelf, je bent zelfstandig, je studeert politieke wetenschappen. Misschien wordt het tijd dat je je ook inzet voor de Manif pour tous. Niet als dochter van, maar gewoon als Dorine.
– Misschien wel, antwoordde Dorine terwijl ze opstond van tafel en begon af te ruimen. Toen ze de kraan opendraaide en de spons uitkneep, stroomden herinneringen aan de Manif pour tous in willekeurige volgorde door haar hoofd. De warmte van papa’s hand en nek als hij haar op zijn schouders tilde. De eindeloze sliert hoofden en borden die ze van daaruit kon zien. Of hoe de kinderen op de grond ongemerkt grassprietjes in haar haar gooiden. Ze zochten elkaar iedere demonstratie weer op om te kunnen spelen. Af en toe had Dorine het door en veegde ze het projectiel uit haar haar, om vervolgens een triomfantelijke blik over over haar schouder te werpen: ‘Ik heb jullie wel door.’ Pas thuis zou ze erachter komen hoeveel er nog in haar haar was blijven steken.
Het kippenvet verdween moeiteloos van het servies, alsof de borden en het bestek amper het vlees aangeraakt hadden. Dorine hoorde haar ouders in de woonkamer op fluistertoon verder praten. Haar ouders schreeuwden amper mee met de leuzen tijdens al die demonstraties waar ze haar en haar broers mee naar toe sleepten. Ze babbelden vooral met hun buren over de tuin, het varken dat ze die winter wilden slachten, of over hun kinderen. Enkel uit de borden en stemmen om hen heen kon Dorine afleiden wat er in haar ouders’ hoofden omging: behoud het gezin; abortus is moord; bescherm de kinderen – tegen het homohuwelijk! Zij waren liever degenen die in de aanloop naar de demonstratie de zaken in goede banen leidden dan dat ze op het podium stonden. Tijdens de toespraken weken hun ogen alleen af van de spreker om de kinderen te waarschuwen stil te blijven, net als met de pastoor in de kerk.