Deze week gelezen: Ilja Leonard Pfeijffer
Ilja Leonard Pfeijffer: de redacteur dwaalde rond in de jeugdmicronatie van de Boekenweekauteur, rekent uit hoeveel decennia aan Revisor-schrijvers je voor dertig euro kan kopen, en verandert op pagina 32 van mening over het Boekenweekgeschenk.
*
Het is Boekenweek, en al is de losse nummerprijs van De Revisor niet zover meegestegen dat je er altijd een Boekenweekgeschenk bijkrijgt, zijn er genoeg redenen om je als Revisorlezer te verheugen. De auteurs van de Boekenweek zijn oud-redacteurs: Ilja Leonard Pfeijffer (redacteur van 2001/1 tot 2009/6) schreef het geschenk, Marieke Lucas Rijneveld (2016) het essay. Alleen Bart Moeyaert, de auteur van het Boekenweekgedicht, heeft geen Revisor-achtergrond.
Mensen blijven zich afvragen waar het Revisorproza uit de jaren zeventig en tachtig is gebleven, zelfs toen we een vacature hadden. (Die tweet blijkt verwijderd.) Eerlijk gezegd ben ik te weinig literatuurhistoricus om te begrijpen wat dat dan is en wanneer Revisorproza gewoon literair proza is geworden, maar er zijn ook na volledige redactiewisselingen als in 2009-2010 dingen hetzelfde gebleven. Zo was er de afgelopen twintig jaar onafgebroken een classicus lid van de redactie. Maar een nieuwe redactie wil ook nieuwe dingen doen, en zo is de volledige Revisor-productie van Pfeijffer alleen in het rijke externe archief van de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren te vinden. Rijnevelds werk vind je daarentegen grotendeels op derevisor.nl (plus een plukje in de DBNL).
Een aardige aanleiding om de nieuwste Revisor te combineren met Pfeijffers werk, is de digitale expositie die het Literatuurmuseum wijdt aan Mocanië, de fictieve staat die Pfeijffer ontwierp. Hij schreef erover in Brieven uit Genua (2016) en sprak erover tijdens Zomergasten. In de podcast POM, Jonge jaren, vraagt Ernst-Jan Pfauth hem er extra over door. Ik vraag me af: is Mocanië nu een micronatie?
Terzijde. Een handvol weetjes
- Wie De Revisor én het essay koopt, heeft recht op het geschenk: € 14,50 + € 5,- is drie decennia Revisor-kwaliteit.
- Een eerdere Revisor-redacteur die het Boekenweekgeschenk schreef, was Thomas Rosenboom. P.F. Thomése (1998/1 tot 2001/4) had natuurlijk gemoeten — maar zou die wel willen? —, en Kees ’t Hart voor het essay. En Oek de Jong (1998/2 tot 2000/4)? Zijn Zwarte schuur is bij de Libris Boekhandels nu slechts € 8,99. Dus € 14,50 + € 8,99 + € 5,- = vier decennia Revisor-kwaliteit.
- Ik gun de Nederlandse lezer Gustaaf Peek (2010 tot 2015/2) nog dit decennium als Boekenweekgeschenkauteur. Hij schreef ook een van de minst theoretische liefdeszinnen van Nederland:
‘Straks kom ik lieverd je moet stoppen je moet stoppen liefste het is te lekker mijn godin ik hou van je je gaat niet stoppen je wil m’n zaad wil je me proeven wil je m’n zaad proeven ik ga je geven wat je wil in je mond liefste in je hete mond heb je me gemist ik kom liefste ik kom in je mond ik —’
Uit Godin, held. € 12,99. Zijn nieuwste heet A.D.. € 23,99. Daarmee ben je nog sneller klaar.
- Van Jan van Mersbergen (2010 tot en met 2020) weet je dat hij het kan, hij schreef een mooie novelle voor de Week van het Venlose verhaal, Oase. Zijn nieuwste heet Mijn pa is nooit alleen. € 21,99. Zijn doorbraakroman Naar de overkant van de nacht (€ 12,99) moet je wel aanvullen met het essay. Maar dan heb je wel geheid feest, ook buiten het Boekenbal.
- Thomas Heerma van Voss (2015 tot 2022-2) is pas na deze generatie aan de beurt, maar je kunt ook gewoon zijn nieuwe verhalenbundel, Passagiers/achterblijvers aanschaffen. Krijg je het Boekenweekgeschenk gratis bij: € 21,99.
- Maar na een jaar met alleen maar mannelijke auteurs is het tijd voor een van de beste schrijfsters van Nederland: Manon Uphoff (redacteur van (2004/2 tot 2009/6)). We bereiden je er op voor met een Uphoff-themanummer, dat eind deze zomer gaat verschijnen. Tot dat moment kun je Vallen is als vliegen voor precies € 15,- aanschaffen.
- Marjolijn van Heemstra (2016) of Bernke Klein Zandvoort (2017 tot 2021) voor het gedicht. Ook Reistijd, bedtijd, ijstijd (€ 21,99) en Veldwerk (€ 17,99) geven recht op een geschenk.
- De Boekenweek gaat eigenlijk meer over rekenen dan over lezen.
Van gedetailleerde fantasie tot micronatie?
Het is geweldig wat Pfeijffer bedacht heeft: de geografie, het wegennetwerk, stadsplattegronden, geld, literatuur, een eigen taal (met eigen alfabet), en het is prachtig hoe het Literatuurmuseum dat in een virtuele vorm goot. Het doet denken aan wat Walter van den Berg in De Revisor beschrijft, de staat die hij als dertienjarige ontwierp, maar waarvan hij de naam vergeten is…
‘Het probleem is dat ik die naam en de rest van de inhoud van het schriftje in geheimschrift heb gespeld.
Het was meer een boekje dan een schriftje trouwens, met een harde kaft, A5-formaat, zwart en met een rode rug en rode hoekjes. Ik denk dat het bij de hema op het Osdorpplein vandaan komt en dat ik het daar rond 1983 heb gestolen.
Ik stal dat boekje niet uit noodzaak, maar uit gewoonte; ik heb in die tijd vrij veel uit de hema op het Osdorpplein gestolen.’
Pfeijffers taal is evenmin eenvoudig te reconstrueren, maar hijzelf kent de taal in ieder geval nog.
En kijk, Mocanië en Van den Bergs land zijn geen fysiek bestaande plekken met de al dan niet grappig bedoelde pretentie de concurrentie aan te gaan met landen als Nederland, Groot-Brittannië en Frankrijk. Ze hebben geen ambities tot een nationale staat. Maar het denken over wat zo’n staat nodig heeft, dat is even interessant als hoe die gedachten botsen met de werkelijkheid.
De fictie wordt volwassen: mensen en verhalen
In de literatuur van deze stichters van fictieve staten worden andere dingen belangrijker dan de details in het decor. De mensen, hun beweegredenen, hun daden. En, bij Pfeijffer heel nadrukkelijk: de manier waarop we daarover vertellen. Dat geeft zijn werk iets van een spel waarbij het voorop staat de regels aan te passen. Als hij in de eerste pagina’s zijn hoofdpersoon Carmen introduceert, een ontevreden (openingszin: ‘Wordt ontevredenheid tevredenheid als je je erbij neerlegt?’) oudere vrouw die evenementen organiseert voor de lokale bibliotheek, laat hij haar denken:
‘Zo vraagt ze zich nu af wat verloren momenten zijn. Als alle momenten als confetti op de ochtend na het feest door de tijd worden opgeveegd en geen enkel ogenblik op de onstuitbare teloorgang kan worden herwonnen, hoe kunnen sommige momenten dan meer verloren zijn dan andere? Elk uur wordt ze een uur ouder, ongeacht of ze energiek vooruitblikt of melancholisch over vroeger mijmert, en het gevolg daarvan is dat er steeds minder is om naar uit te kijken en steeds meer vroeger om te betreuren.’
De confettizin, met de grote woorden en gezochte beeldspraak, gecombineerd met de daaropvolgende zin met rijk aangezette clichés, doet het ergste over deze vrouw vrezen. Verderop zegt ze: ‘Klinkt dat pompeus? Het kan haar weinig schelen hoe het klinkt, want het is zo.’ Oei. Na een leven als de vrouw van de tweede man in diplomatieke dienst, van tennis en sherry en een onvervulde kinderwens (herhaal dit driemaal, dan weet de lezer het), leeft deze vrouw de levens van personages in de literatuur, liefst zonder open eindes – want die biedt het leven al genoeg.
Maar Pfeijffer, die zelf even later als ongenaakbaar personage optreedt in de bibliotheek op uitnodiging van Carmen, gunt haar zo’n leven in de literatuur – al stelt Carmen meermaals vast dat ze daar te gewoon voor is. Ze keert terug naar Monterosso, ooit de plek waar ze haar eerste liefde beleefde (een Boekenweekauteur die het Boekenweekthema verwerkt, dat is uiterst prijzenswaardig), voor een week vakantie. Ze raakt bevriend met de B&B-houdster (‘Uiteraard tutoyeren zij elkaar, want in de wereld van de private kamerverhuur is het altijd vakantie.’), en verzucht op enig moment over het slot van Liefde in tijden van cholera: ‘Het is bijna jammer dat er tegenwoordig geen epidemieën meer bestaan.’
Op dat moment begon mijn sympathie te schuiven. Carmens zelfbeeld wordt rijker, aardiger voor zichzelf, en ze beleeft warempel een verhaal. Ondertussen haalt Pfeijffer grappen uit zoals na een cliffhanger op te merken: ‘Carmen heeft een hekel aan cliffhangers.’ En daarop door te gaan, om pas na een tijdje de belofte van die cliffhanger in te lossen.