BINNENIN: Ko van ‘t Hek

In de poëziereeks ‘Binnenin’  delen we op onregelmatige basis een dichter die wij beloftevol vinden. Deze keer: een vierdelige reeks Verguldingen van Ko van ’t Hek. Ko van ’t Hek (1985) werkt sinds zijn studies filosofie en wijsbegeerte als copywriter en communicatiestrateeg. Hij woont in Amsterdam, hij is verliefd op Aafje en hij is bang voor de toekomst.

 

de vergulding (1)

bovenop de vulkaan staat een sterrenwacht
vol hongerige apen met de blik naar boven
alsof een dal geen vallei kan zijn

met de nieuwste telescopen maken ze
met gemak toekomst van geschiedenis

regenbogen van gaswolken
honderdduizend zonnen
landschappen van leegte

ze zoeken naar oplossingen
ze geloven het zelf wél, verguld

het gevaar van nieuwe gebieden ontdekken:
vroeg of laat vallen ze ten graai
aan de arendsogen van winstjagers

de sfeer kan plots omslaan
boven de boomgrens
sommige dingen, liefde, kun je beter laten

in het onbekende, buiten het zicht van
alles – waar wachten we nog op?

sommige dingen weet je pas als het te laat is
sommige dingen worden niet beter als je sorry zegt

ze stelen de maan van ons allemaal

 

de vergulding (2)

tussen vergulden niches
waar we geen woorden voor hebben
in de bibliotheek bovenop de vulkaan

is het bezonnen
de volgorde van het alfabet is willekeur
wie praat er nog over ons als straks?

we vinden het vervreemdend
dat iedereen dit schrift maar
accepteert, vanzelfsprekend

hier staat: alles

ik open een boek, lees:
dansen op de vulkaan is een anagram van
vulkaan op de dansen

een ander boek stelt dat we
mensen werden toen we trippend
op truffels het taal smeedden

een derde boek is helemaal leeg
behalve die ene zin ergens halverwege
wij zijn de vermiste generatie

een honingraat
een handpalm, een hamer

een krijtstreeppak komt binnen
vraagt wat nooit meer slapen kost
snapt niks van het antwoord

 

de vergulding (3)

tussen de bloeiende cactussen
wacht ons een zachtroze matras
in de hortus bovenop de vulkaan

monstera’s beklimmen de stalen constructie
een dadelpalm breekt bijna door het glas
wij liggen onder de vergulden klamboe

ze wil de liefde bedrijven, ik hoor niet
hoe het kapitalisme de slaapkamer binnendringt

ze vouwt haar benen om mijn middel, zegt
dat we niet moeten vergeten dat lava overal

onder je voeten kolkt, dat ze met mij de duivel
in zijn priemende ogen wil kijken, vannacht weer

wil zien, haar tepels als twee roze planeten
boven ons de onvervuilde sterren

ik pluk een ontloken bloem, komt
uit een ander universum

 

de vergulding (4)

bovenop de vulkaan staat een serra
tonnen verweerd plaatstaal, krom
en hard en koud en prachtig helaas

een verbogen doolhof met één uitkomst

een ufo, door mensenhanden gebouwd
een cultuurgewas, een reliek
van een voltooid toekomende tijd

van de dieren die we waren
van de machines die we zullen zijn

en ik maar zoeken wat voor man ik was

even verderop één olijfboom
die verguld weerstand blijft bieden
tegen de aanhoudende zeebries

niemand zal er betekenis aan geven