Baby 1 (II)
Soms heb ik het gevoel dat Baby 2 iets van plan is. Hij heeft zijn eigen groepje, en allemaal hebben ze een gemene blik in hun ogen. Baby 7 is er altijd bij – dat is dat meisje met krullen. En Baby 8, die hele grote. Baby 8 doet de geiten pijn als we moeten melken, en soms trapt hij een kip. Ze praten en dan kijken ze even mijn kant op. Daarna praten ze nog wat meer. Als ik Baby 2 zie, loop ik liever een stukje om. Maar niet door het bos. Daar voel ik me niet oké . Ik denk dat het belangrijk is dat je altijd de zee blijft zien.
Vandaag was echt prachtige dag. Ik heb weer zo’ n grote vis water zien spuiten! Vooral als je op de klif staat zie je het goed. De klif is hoog en groen – ik vind het fijn daar te zijn. Maar soms moet ik even een stukje weg van de rand, omdat ik de gedachte heb dat ik vliegen kan, terwijl dat niet zo is. Ik stond naar de vis te kijken en dom te grijnzen, zonder dat ik dat zelf doorhad. Er is niets slims aan blijdschap, maar fijn is het wel. Ik denk ook niet dat ik echt slim ben. Maar ja, ik ben wel Baby 1, dus de anderen doen alsof ik slim ben. Sommigen, dan.
De vis is een walvis, zeggen de overzieners. Het is niet eens echt een vis. Maar wat is het dan wel? Hij zwemt toch? Vaker nog zie ik een veel grotere vis aan de horizon, een lange, met een hele rij monden waaruit rook komt. Zo’ n vis durft nooit dicht bij het eiland te komen. Ik heb gevraagd of dat dan wel een vis is, maar de overzieners waren boos en wilden het er niet over hebben. Eentje ging naar binnen  – vast weer om in een dichte kamer opgewonden piepgeluiden te maken. Sommige piepjes zijn lang en andere zijn kort. Ze zeggen dat het een soort muziek is, en dat wij nog te jong zijn om de melodie te kunnen horen.
Elke ochtend, voor onze lessen, moeten we op de binnenplaats verzamelen en het Lied van Gelijkheid zingen. Er wordt gekeken of onze kleren in orde zijn – of dus niet iemand zijn schoenen anders heeft geveterd, of een bloem in een knoopsgat heeft gestoken, zoals Baby 12 een keer heeft gedaan. Baby 12 is vreemd. Hij is de enige met rood haar en met sproeten. Hij is de enige die zegt dat er meer moet zijn dan de zee. Onder zijn bed lag een schrift waarin hij verhalen schreef over wat er allemaal nog meer kan zijn  – dat schrift is ingepikt door de overzieners. Ik weet niet hoe vaak hij al in elkaar is geslagen, maar sinds ik heb gezegd dat ze hem met rust moeten laten, heeft hij geen blauw oog meer gehad, geen schrammen, en geen vlekken op zijn kleren. Nu wordt hij gewoon genegeerd, ook door de overzieners, lijkt het wel. Hij heeft niet eens dankjewel gezegd.
Ik wil hem vragen wat er in zijn schrift stond, maar ik durf niet goed. Zeker niet nu Baby 2 doet zoals hij doet. Ze zeggen dat we allemaal gelijk zijn, maar hoe kan het dan dat de een gemeen is tegen de ander? Dat is alsof je gemeen bent tegen jezelf.
*
Deze zomer schrijft Auke Hulst een feuilleton voor ons, Baby 1. Dit is aflevering II.