Deze week herlezen: Manon Uphoff, Begeerte
In september verschijnt De Revisor 33, een nummer rond het oeuvre van Manon Uphoff, een van onze interessantste schrijfsters. Daarom leest Daan Stoffelsen, oud-hoofdredacteur van De Revisor haar oeuvre. Te beginnen met haar debuut uit 1995, waarin de dreiging al woorden krijgt, en de beelden al sterk zijn.
*
Natuurlijk kun je Begeerte, Manon Uphoffs debuut uit 1995, lezen vanuit het perspectief van Vallen is als vliegen. Uphoff deed dat zelf ook, getuige haar voorwoord bij de nieuwste druk uit 2020. Je ziet elementen van een jeugd in een groot gezin in relatieve armoede en benauwende, typische gezelligheid, in een bovenhuis in een straat met een slager en visboer. Je ziet pittige vrouwen die aan negatieve seksuele ervaringen ook een trots ontlenen. Maar Uphoff onderzoekt dan al alle mogelijkheden van het genre, inclusief het sprookje en de absurde vertelling (‘Poep’!), en je begrijpt wel dat deze verhalenbundel genomineerd werd voor de AKO Literatuurprijs, de ECI Literatuurprijs en de Anton Wachterprijs. Een geweldig begin van een oeuvre.
(Nota bene: die eerste ECI Literatuurprijs, ‘voor een talent dat nog niet bij het grote publiek is doorgebroken’ ging uiteindelijk naar Wessel te Gussinklo (De opdracht), die in 2019 ook de BookSpot Literatuurprijs won (opvolger van de AKO Literatuurprijs, gesponsord door de ECI die BookSpot ging heten – ben je er nog?), waarop Uphoff met Vallen is als vliegen ook kans maakte.)
En dat oeuvre is nadrukkelijk ook een oeuvre van korte verhalen. ‘Wat is het toch met het verhaal? Met die nooit eindigende behoefte tot het vertellen, herschikken of in rangorde plaatsen van geschiedenissen?’ vroeg een verteller van Uphoff zich af in haar bundel De zoetheid van geweld (2013). Dat gaat natuurlijk over alle soorten verhalen, dus ook de novelles en een kerstvertelling die Uphoff op haar naam zette. Maar als je Schaduwvlammen. Alle verhalen tot vandaag uit 2007 bekijkt, zie je al drie gepubliceerde verhalenbundels en vier afdelingen met losse verhalen. Dat aandeel in haar oeuvre is sindsdien gewoon meegegroeid; tegenover vier romans staan dus vier verhalenbundels in dit 27-jarig schrijverschap.
‘Begeerte’
Het titelverhaal van Begeerte is misschien zelfs programmatisch voor het hele oeuvre. ‘Ze hield van sprookjes, maar niet die waarin alles tot een zoet einde komt.’ En de ontmaagding die Uphoff erin beschrijft, is niet heel romantisch, ze heeft iets dubbels:
‘“Jij moet ook vechten.”
Er was een drukken, grommen en duwen. Overal waren zijn en haar handen en overal trokken haar nagels krassende strepen, die zich vulden met rood, maar hij ging niet uit haar en het vlammende gevoel tussen haar benen bleef. Al bokte ze met haar heupen en siste ze woorden die ze nooit eerder had gebruikt.Langzaam ebde het branden weg en verdween de zwaarte. Hij was nog steeds in haar. Hoewel ze zich voorbereidde op nieuwe pijn, bewoog hij niet of nauwelijks, alleen langzaam. Heel rustig. Draaiend. Ineens hoorde ze haar eigen gekreun en vloeide ze uit als water op een stenen vloer. Hij ging door en bewoog in haar als een jong dier.’
Het is een strijd, het is geweld en het is genot (in ‘Vlees’ ‘Wat ik begeer zou ik al vechtend willen veroveren.’). Let op de beelden — ik vind ze verrassend en sterk —, het water op de stenen vloer, het jonge dier. Meer dan spijt is er berusting, en iets van trots in dit verhaal. En in de seksscène zit de waarneming én de begeerte. En de pijn.
Gezin
Ja, al in dit boek weet Uphoff de dreiging woorden te geven: ‘In dit bedompte huisje met zijn geplastificeerde vensterbanken en minuscule buitenplaatsje leerde ik dat iedere man die graag een hand om het middel van mijn zus klemde, nog liever haar angst inademde en het precieze geluid kende van zijn vlakke hand op haar gezicht.’ Even later: ‘In ons grote gezin leerden wij dat de woorden van een vrouw een merkwaardige kracht bezaten, dat zij scherp als messen konden zijn.’
Dat zullen we vaker zien in Uphoffs werk, dat ene verhaal vertelt ze, herschikt ze, maar ze ziet de andere verhalen ook. De eerste vijf verhalen haken aan elkaar — jonge vrouwen, seks, geweld, dat grote gezin —, de andere vijf zoeken andere personages en decors. Ik vind ze niet allemaal even goed werken, maar de omdraaiing van rollen in ‘Blikman en Sartorius’, de preparateur en de groot-wildjager, is groots, en het kleine verhaal ‘Poep’, waarin een weinig gefortuneerde man en een grote-huizenbezitter een ronduit ranzige weddenschap verliezen, krijg je niet meer uit je hoofd. Behalve dat ‘Poep’ overtuigend en vies is, is het een mooie metafoor voor de woningmarkt, waarin iedereen dezelfde neoliberale shit moet slikken — maar de een mag dat in een veel groter huis doen dan de ander.
Stijl
Maar bovenal is hier een schrijftalent bezig. Sterke situaties, vloeiende zinnen, beelden die dubbelzinnig zijn, niet altijd scherp stellen, maar daardoor juist meer suggereren: ‘mijn hart klopte in mijn borst als een kuiken tegen een eischaal toen ik door het droge gras liep en naar de pluisjes op de grond keek, het donkere groen van de bosjes, de zwarte korrelige aarde’. Of: ‘In plaats van op het vloerkleed, stonden mijn voeten in de smeulende as.’ (En toch blijft het meisje staan, naakt voor het raam, ‘tot ik bloed en lava was’.)
Toen onlangs de P.C. Hooftprijs aan Arnon Grunberg werd uitgereikt, suggereerde iemand om gewoon bij het begin van diens oeuvre te beginnen, bij Blauwe maandagen. Dat kan, ik denk dat je dan de ontwikkeling van een schrijver heel goed ziet, en de continuïteit. Het fijne van Manon Uphoffs debuut is dat Begeerte een heel kernachtig en vooruitziend boek is, op zichzelf staat én voor een oeuvre.
Begeerte werd ooit eerst uitgegeven door Balans, de nieuwste editie, met haar voorwoord, verscheen bij Querido. Nota bene: Marc van Oostendorp is op Neerlandistiek.nl al ruim voor ons begonnen met ‘Een zomer met Manon Uphof’. Over de hele bundel Begeerte schrijft hij uitgebreid in het eerste blog van de zeer lezenswaardige reeks, later over het verhaal ‘Vlees’ in aflevering 29, en in aflevering 31 over ‘Blikman en Sartorius’.