In de poëziereeks Binnenin plaatsen we op donderdag een nieuw gedicht van een Nederlandse of internationale dichter.
Deze week: Anne van den Dool.
Diepvriesfruit
Wat als je elke dag door een
tunnel moet kruipen om bij je geliefde
te komen?
Het zullen je
wangen zijn,
opgedeeld in zesentwintig stukjes,
je neusvleugels, je gelach –
een colbertje dat je rond mijn zusjes schouders sloeg,
zo zoet, zo koud was het in de achtertuin.
Helemaal in het wit gekleed was je,
als een oude man met een eigen strandpaviljoen,
en zij en jij verdwenen rond een hoekje,
kwamen met zand tussen de tenen terug.
Dat zijn tong had geprikt, zijn handen gejeukt,
ze zijn adem had geroken
en nu deel ik mijn uitzicht weer met hem –
hoewel: het is meer een kokertje waarvoor we ons verdringen,
als een mens dat voor je flatdeur verschijnt,
en met het geprik van de deurmat in onze voeten vragen we ons af
wat het betekent iemand pijn te doen
en dat nooit te willen toegeven.
Ik begin te vermoeden dat je alles om ons heen hebt ingevroren
omdat het dan minder vlekken maakt.
Ik begin te vermoeden dat je verder staat te kijken.
Ik begin te vermoeden dat je gaat slapen met de vraag:
wat wil ik liever nog
dan dit.
Over de schrijver:
Anne van den Dool (1993) is tekstschrijver, auteur en cultureel journalist. Haar gedichten verschenen
onder andere in Tirade, Poëziekrant en DW B. In augustus kwam haar tweede roman, Vluchthaven, uit bij Querido.