Morgen interviewt Thomas Heerma van Voss Daan Borrel bij Athenaeum Boekhandel over haar nieuwe boek, Jaar van het nieuwe verhaal. In #24, ‘Huid’, richtte ze zich tot Stella Bergsma in een brief ‘Over zelfbeminnen’ – het antwoord lees je hier – en vandaag plaatsen we die brief door naar de site. Tot morgen!
*
Lieve Stella,
Laat ik maar met de deur in huis vallen. De staat van de masturberende vrouw in de literatuur is armzalig. Binnen Nederland, en ook daarbuiten. Ik vind het zo jammer, Stella, dat er zo weinig door vrouwen in de literatuur wordt gemasturbeerd. En dat wanneer het wel gebeurt, die vrouwen vaak alsnog traditioneel te werk gaan.
Als vrouwen in de verbeelding al niet echt voor zichzelf masturberen, zich zelfs daar niet seksueel veilig voelen, dan zegt dit – geloof ik – ook iets over de werkelijkheid. Is het een slechte zaak dat vrouwen niet veel en weinig diverse vrijpartijen met zichzelf beleven? Ja. Ik ben ervan overtuigd dat masturberen een uitzonderlijk geschikte manier is om te onderzoeken waar je opgewonden van raakt buíten de male gaze om – je weet wel, die blik op vrouwen waarin ze continu seksueel aantrekkelijk dienen te zijn: mysterieus doch bereikbaar; passief maar niet lijdzaam; makkelijk maar niet té makkelijk. Geil maar niet té geil. Door te masturberen leer je wat goed en lekker voelt voor je lijf, in plaats van dat je opgewonden wordt omdat een man geil van jou wordt.
Als een vrouw eenmaal het erotische heeft ontdekt in haar lijf, schreef de feminist Audre Lorde, dan kent ze pas echt haar kracht. ‘Erotiek’ is dan niet het pornografische, dat daar zo vaak mee verward wordt, maar het sensuele, dat wat lichamelijk ‘goed’ voelt – wat catharsis, melancholie en intense emoties als boosheid en verdriet in mijn ogen niet buitensluit. Als je het erotische ontdekt, sta je sterker in je schoenen. Het intieme leven kan daarom een manier zijn om sociale structuren te veranderen. Seksualiteit is, net als de verbeelding, een krachtige manier om (gender)ongelijkheid te verminderen. Dus ja, ik denk dat we iets mislopen als vrouwen weinig aan zelfbeminning doen.
Terug naar de literatuur. Ik ben niet alleen teleurgesteld, ik ben ook boos. Vrijwel alles heb ik van de literatuur geleerd. Sinds ik kan lezen, verdwijn ik in boeken om via verhalen en de verbeelding te leren, te veranderen. Ik leer nog steeds kijken van Rachel Cusk, hoe een vrouw te zijn van Maggie Nelson, een man van Cynan Jones. Misschien houd ik wel meer van woorden over kijken, vrouw en man zijn dan van het kijken, vrouw, man en menszijn zélf. Maar voor het eerst lijk ik iets niet te kunnen leren van de literatuur: hoe de kracht van mijn seksualiteit te onderzoeken, hoe seksueel vrij te zijn. Hoe lijf te worden, hoe in een andere betekenis van mijn vrouwelijk lijf te leven dan waar de buitenwereld mij in duwt.
Misschien zeg jij wel: meid, ga op een tantracursus, de literatuur is geen zelfhulp, de literatuur ís – zoals Simone de Beauvoir schreef – problematisch: in een roman vind je geen heldinnen tegen wie je enkel opkijkt. Er moet een conflict zijn om opgelost te worden.
Stella, ik ben soms misschien ook wel zo boos op de literatuur omdat ik het zelf niet genoeg doe: masturberen op álle mogelijke manieren. Dus niet alleen op de traditionele manier, zoals in het korte verhaal ‘Katja’ van Heleen Debruyne, waarin het vrouwelijk hoofdpersonage – een schrijfster – zichzelf even vlug vingert zodat ze ontspannen kan beginnen aan het schrijven van een erotisch verhaal. In de scène trekt ze eerst haar kimono uit, gaat op de frisse parketvloer liggen, vat dan haar hele vulva in een kommetje van haar handen.
Ze nam wat haartjes tussen haar vingers, trok er zachtjes aan, besloot dat ze geen zin had in omwegen; ze was kleverig nat en wilde gewoon komen. Met haar rechterhand begon ze driftig aan de buitenkant van haar clitoris te sleuren, de linkerhand maakte kleine cirkelbewegingen op haar onderbuik, precies daar waar het moest. Ze wilde lijf worden. Algauw voelde ze hoe lijf haar lichaam in bezit nam, vanuit haar kut. Het verkrampen van al haar ledematen, en dan vooral van haar rechterhand, liet niet lang op zich wachten.
De handeling is doelmatig en gericht: ze weet precies waar ze moet zijn, en waar ze heen gaat. Er is geen ruimte voor onderzoek. Ze wordt lijf, maar het lijf krijgt niet echt een andere betekenis. Misschien blijft het masturberen daarom wel zo sekserig, zo los van de rest van het leven, zo niet transformatief. Niks mis mee natuurlijk, even snel masturberen, ‘maar de waarheid’, schrijft Marijke Schermer in Liefde, als dat het is, ‘is dat al die compartimenten niet gescheiden zijn: seks, liefde, intimiteit, inzicht, heimwee. De moeilijkheid is dat ze niet gescheiden zijn.’
Zijn vrouwen bang voor hun eigen seksualiteit, Stella? Voor het erotische, dat wat werkelijk goed voelt? Ik bedoel: onze lijven zijn toch voor meer bedoeld dan even snel masturberen? Ik denk dat het voor een man een (onbewust) aantrekkelijk gegeven is, een vrouw die snel masturbeert, omdat hij dan sneller door kan naar zijn bevrediging. Soms vrees ik dat het vrouwelijk genot zo lang genegeerd is, dat er zo lang alleen via mannelijke ogen naar het lichaam is gekeken, dat we niet weten hoe we op een alternatieve manier dan via de ander seksueel met ons lijf kunnen omgaan. Dat we niet weten hoe ons lichaam te beminnen.
Ik richt deze brief aan alle schrijvers en lezers, maar vooral aan jou, omdat jouw personage Eva van Liere in Pussy album wél het hele boek door aan zichzelf zit. Ze maakte me soms verdrietig – hoe ze wéér achter de webcam kruipt om voor vieze mannen en bevestiging te masturberen, hoe dat langzaam de enige manier voor haar wordt om nog wat te voelen, hoeveel ruwer ze moet zijn, tot bloedens toe, om het gevecht met de buitenwereld en zichzelf even te stoppen. Ze deed me daarom denken aan de traditionele mannelijke antiheld – ook hij masturbeert vaak omdat hij volledig teruggetrokken is uit de samenleving –, maar dan gevoeliger. Eva is misschien geen voorbeeld van hoe je (ik) zou willen masturberen, maar ze is wel een voorbeeld van hoe je (ik) soms masturbeert, en ze draagt bij aan het gesprek over hoe je seksueel vrij kan zijn als vrouw. Eva overschrijdt de grenzen van de male gaze door zo vaak en hardhandig te masturberen, waarbij ze de lezer recht in de ogen aankijkt, en blijft kijken. Hoe verdrietig soms ook (‘Mijn vingers vinden mijn kut en beginnen. Ik denk aan Raven, maar dat maakt me niet geil, eerder verdrietig. Er is iets heftigers nodig dan suikerpijn. Een hamer op mijn kut, een bijl die mijn clit splijt. Er moet iets door die dikke, dode korst heen komen. Mijn ogen tranen, mijn hand gaat op en neer, nu al moe’), dat deed me goed. Dit is óók hoe het is om een vrouwenlijf te hebben.
Haar masturberen is zelfs transformatief, nu ik erover nadenk. In het begin doet ze het vanuit plezier, vanuit opwinding, als ze – een docente – tijdens de pauze zichzelf zittend op de wc-bril bevredigt terwijl ze het lesmateriaal doorneemt. Tegen het einde lijkt haar masturberen pure zelfdestructie. Het is misschien niet de hoopvolle ontwikkeling van onzekere vrouw naar heldin, maar een transformatie is het wel.
Misschien is mijn woede op de literatuur dan ook niet helemaal gegrond. De laatste tijd neemt een groeiend aantal Nederlandse en Vlaamse auteurs – Heleen Debruyne en jij, Radna Fabias, Alma Mathijsen, Simon(e) van Saarloos, Maartje Wortel, Jante Wortel, Nina Polak, Marieke Lucas Rijneveld en Niña Weijers – het complexe, veelzijdige verhaal over vrouwelijke seksualiteit terug, nee: ze eisen het op.
Of neem bijvoorbeeld die scène van Bregje Hofstede in Drift: de hoofdrolspeelster, een tienermeisje, heeft zich samen met haar poes Felis voor een paar dagen teruggetrokken in een camper. Ze is boos op de wereld. Op een avond begint Felis haar kruis te besnuffelen. ‘Alsof die plek iets uitstraalt,’ schrijft Hofstede, ‘geluid maakt op een onhoorbare frequentie.’
Het meisje stopt nooit iets bij zichzelf naar binnen, ook geen vingers. ‘Liever houd ik wat afstand tussen het meisje in de fantasie en mijn eigen lichaam.’ Maar opgesloten in haar busje, verlangt het meisje hevig naar iemand die haar onaantastbaarheid doorbreekt. (Don’t we all?)
Hoewel ze vreest voor de tanden en de ruwe tong van Felis, voelt ze ‘tegelijkertijd mijn buik en bekken aanspannen op weg naar iets, een inwendig, trefzeker grijpen’. Ze spant daarom haar lichaam aan, maakt zich klaar, maar als Felis haar likt met ‘haar rasptongetje’, klapt ze dubbel en schiet de poes weg. Het meisje bevredigt haar lust door met haar volle gewicht op haar vuisten onder haar bekken te leunen, haar adem ingehouden, haar spieren aangespannen.
Het is een mooie scène: hoe het meisje teruggetrokken van de wereld pas voelt hoe sterk ze eigenlijk naar verbinding en samensmelting verlangt. Ik vind het ook tekenend hoe ze die afstand tussen fantasie en werkelijkheid verwoordt. Want dat is precies wat er vaak scheelt: liever blijven we als vrouw een belofte, een fantasie, in plaats van een lijf dat naast aantrekkelijk ook ónaantrekkelijk is.
Er zit vrijheidsdrang in het meisje, in haar terugtrekking uit de samenleving en ook in hoe ze het orgasme, en dat ‘iets’, in eerste instantie naar haar toe laat komen. Maar de afstand, de kloof, blijft: ze kan haar eigen onaantastbaarheid niet doorbreken. Ze blijft het meisje dat ze al was, ze raakt niet vervoerd naar andere sferen; het is geen levenservaring die haar verandert. Maar ik ben zo benieuwd wat dat ‘iets’ is waarnaar ze grijpt. Wat wil er naar buiten? Wat kan vrouwelijke seksualiteit allemaal zijn als het niet snel, klein, ingehouden, aangespannen hoeft te blijven?
Een buitenlands voorbeeld dan. Een aantal
jaren geleden kwam de roman Adèle uit, van de Marokkaans-Franse Laïla Slimani,
in het Nederlands vertaald als In de
tuin van het beest. Hoofdpersoon Adèle
zit buiten op een traptree van een groot
pand te wachten op haar minnaar. Het is
avond. Ze is opgewonden en draagt een
waaierige jurk, duwt haar slipje opzij, en
als ze voelt dat haar lippen zwellen, sluit
ze haar hand om haar vulva en knijpt
hard. ‘Wijs— en middelvinger,’ schrijft Slimani.
‘Daar draait het om. Een snelle, warme
beweging, als een dans. Een regelmatige
streling, heel natuurlijk, ontzettend
onterend.’
De ‘dans’ lijkt te ingestudeerd, het
is geen vrije dans die overal heen kan
leiden, en het lukt (daarom?) niet. ‘Ze
stopt en begint opnieuw. Ze schudt haar
hoofd als een paard dat de ergerlijke vliegen
uit zijn neusgaten probeert te verjagen.
Alleen dieren kunnen zulke dingen.
Misschien als ze schreeuwt of begint te
kreunen, dat ze dan het orgasme beter
voelt opkomen… de bevrijding, de pijn,
de woede.’
Ik vind het interessant dat ze buiten
de deur vingert, het is actief, impulsief,
maar ook hier is het masturberen alleen
gericht op een orgasme, nee, op de gevoelens die op het orgasme volgen. Maar
hoe kun je bevrijding, woede en pijn voelen
als je seks los blijft zien van de rest,
waarin vrouwen niet worden geacht woedend
te zijn. Je moet een beest zijn om je
zo te kunnen laten gaan, denkt Adèle, om
met je buik in plaats van je mond te kreunen,
‘je moet geen enkele waardigheid
hebben’.
Het is zo jammer dat ze niet in een
beest durft te transformeren. Maar kwetsbaar
wordt ze ook nergens in het boek. De
seks ontwikkelt haar niet.
Adèle lijkt tijdelijk verlost te worden
via zelfbevrediging, maar bevrijd raakt ze
niet. Sterker nog, haar masturbatiesessies,
net als de seks met mannen, bevestigen
het traditionele, eenzijdige personage
dat ze is: de geile, vreemdgaande,
eenzame vrouw. De daad versterkt en zet
haar gevangen in haar zelfbeeld. Zelfs
een boek dat wordt gepresenteerd als
hét waarachtige seksboek van de eeuw
omdat het over vrouwelijke seksualiteit
gaat (zoals elk boek over vrouwelijke seksualiteit
wordt gepresenteerd), heeft die
mannelijke blik op vrouwelijke seksualiteit
geïnternaliseerd, waarin de vrouw moet
kiezen voor de rol van hoer of maagd.
Maar een vrouw kan ook allebei zijn: geil
én gelukkig, kwetsbaar én hard, vreemdgaand én trouw, eenzaam én verbonden,
dominant én onderdanig.
Het vrouwenlichaam is erotisch gezien tot zoveel meer in staat dan wat ik nu lees. Het verschil alleen al tussen hoe masturbatie voelt tijdens je vruchtbare periode en wanneer je menstrueert (daarover gesproken: ongesteld zijn vrouwen ook vrijwel nooit in de literatuur). Soms vraagt het lichaam om harde masturbatie, om snelheid, om iets groots en hards, soms vraagt het om urenlange streling, om iets zachts. Soms vraagt het om allebei tegelijk in een vrijpartij. Ik mis die diversiteit in de literatuur: die seksuele tegenstellingen in één personage.
Wat denk jij, Stella: zoeken vrouwen wel naar verlossing en vrijheid via masturbatie, maar durven ze het oncontroleerbare aspect van seksualiteit niet aan? Juist omdat het zoveel zegt over de rest van hun levens? Gunnen ze zichzelf geen ruimte om alternatieve seksualiteit en verlangens te ontwikkelen, blijven ze dezelfde vrouwelijke personages: passief, onnavolgbaar, mysterieus, seksueel ongelukkig? Of lees ik de hierboven genoemde scènes te eenzijdig? Ik probeer de male gaze te ontwijken, maar misschien kijk ik wel met een andere beperkende, feministische blik?
Tot slot. Wist je dat Lodewijk van Deyssel in 1887 al een masturbatiescène over een vrouw schreef? Hij schreef de zangerige woorden:
Mathilde voelde zich heffen en zich wechgaan, heengedragen door de kleurenverbijstering. Haar ogen doofden uit. Eén even ontstaken zij weêr. Toen zag zij alles met wit-krullende wit-blauwe gazen en vlekken gans-blauw beneveld. Haar beenen krompen samen omhoog, haar buik huiverde te-rug. Haar schrikkende handen grepen naar haar geslachtsdeel. Het slijm sapte uit haar openzijgenden mond, hete trillingen ijlden in haar achterhoofd, haar geslachtsdeel spoog zijn wellustvocht in het stijve stugge hemd. Haar ogen snikten hun heete tranen uit, die als zoute druppels in de hoeken van haar mond vloeiden.
Daar komen we dus vandaan. Weet je waar Mathilde zo opgewonden van wordt dat het orgasme spontaan naar haar toe komt? De natuur. Nu is het misschien wel heel male-gazerig om te denken dat vrouwen spontaan klaarkomen terwijl ze voor het keukenraam de wuivende bomen en de blauwe hemel buiten aanschouwen, en ook zijn die ‘schrikkende handen’ misschien niet het kenmerk van een vrije, seksuele vrouw. Maar toch. Best geëmancipeerd, voor 1887.
Alle goeds,
Daan